de Volkskrant van 1 oktober 1993, Kunst, recensie
Kettings Oponthoud mist de baardstoppels
Padding, Ketting, Zuidam, Milhaud en Martland, door Orkest De Volharding o.l.v.
Jurjen Hempel. Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht. Herhaling: Nijmegen (1/10), Rotterdam
(7/10), Alkmaar (9/10).
Na de grote feesten waarmee het vorig jaar zijn twintigjarig bestaan
heeft gevierd, moet Orkest De Volharding weer even op adem komen. Het
jongste programma biedt een viertal oude succesnummers, en slechts één
nieuw stuk, Het Oponthoud van Otto Ketting.
Ketting is niet echt een typisch Volharding-componist. Hij heeft
namelijk een te goede smaak. De Volharding mag in twintig jaar tijd de
uiterste linkerzijde van de culturele barricaden verlaten hebben om zich
te concentreren op muzikale vernieuwingen, iets van de straat is het
ensemble altijd aan blijven kleven. Echte Volharding-stukken,
hoe intellectueel ook, ruiken vaag naar de kroeg, vertonen baardstoppels
of zijn op zijn minst onbeleefd.
Nu is Otto Ketting ook wel een
brutale jongen geweest die graag een fikkie mocht stoken. Luister maar naar
zijn Time Machine uit 1972, dat onlangs op cd is uitgebracht. Maar sindsdien
is hij geleidelijk ietwat opgeschoven naar de mainstream. Daar is niks tegen, hij is
nog altijd een uitstekend componist, die bovendien opvallend goed voor blazers
kan schrijven.
De Volharding moet gehoopt hebben bij Ketting het vuur weer op te rakelen.
Dat is niet voldoende gelukt. Het Oponthoud is keurig in orde, maar heeft niets
verontrustends. Ketting laat zich hier van zijn meest persoonlijke, dat wil zeggen zijn
meest Stravinskiaanse kant horen. De dissonantie van de akkoorden is
uitgekiend, zo uitgekiend dat de uitwerking van het eerste grommende
akkoord geleidelijk weggevaagd wordt. Er is tweestemmig contrapunt. Er zijn
hymnische passages, doorstoken met ploppende saxen. De koper- en de
sax/houtsectie worden behendig tegen elkaar uitgespeeld.
Dit alles is gevat in een symmetrische structuur met twee geleidelijk
opgebouwde climaxen en duidelijke rustpunten aan het begin, op de helft en
aan het slot.
Het is een boeiend werk van uitstekende snit, maar o zo beschaafd en
gecontroleerd. En daarmee accentueerde het ongelukkigerwijs dat ook De
Volharding zelf bij dit optreden neigde naar het respectabele. Jurjen
Hempel is een meer dan capabele dirigent, met een naar Volharding-maatstaven
esthetische zwaai, waarmee hij de musici misschien te veel de touwtjes uit
handen neemt. Het oogcontact leek zich eerder tussen muzikant en lessenaar
dan tussen de spelers onderling af te spelen.
De inzet was er wel, maar anders dan op de nieuwe Volharding-cd die
tijdens dit concert werd gepresenteerd kwam het achterste van de tong zelden
bloot. Vooral Milhauds La Création du Monde (in de bewerking van Louis Andriessen)
had iets preuts. Pas in Steve Martlands onstuitbare Shoulder to shoulder
hervond het orkest zijn oude vechtlust.
© Frits van der Waa 2006