de Volkskrant van 16 oktober 1993, Kunst, recensie
Veel beweging maar weinig richting
De Rotterdammers: muziek van Koolmees, De Kemp, Riedstra, Sauer, De Clercq en Verhoeven, door Rob
Broek, Nora Mulder e.a. De Unie, Rotterdam. Herhaling: Amsterdam, 28/10.
Aan dadendrang ontbreekt het niet bij het Rotterdams Componisten
Front. Ze zijn met zijn zessen, tussen de 30 en 35. Nog 'jong' dus.
Wat ze willen is dat de Rotterdamse Kunststichting meer naar lokaal
talent omkijkt. Ook streven ze naar nauwere samenwerking tussen
componisten, musici en concertzalen in het Rotterdamse. Hun
wapenfeiten: het verijdelen van de dreigende opheffing van de
elektronische studio in het Rotterdams Conservatorium; en het
tot standbrengen van een gezamenlijk concert met kamermuziek in
De Unie, volgens de plannen het eerste van een aantal groter bezette
programma's.
De actiegroep is eerder gegrondvest op gemeenschappelijke belangen
dan op gemeenschappelijke muziekstijlen. Dat Bart de Kemp, Hans
Koolmees, Tom Riedstra en Marc Verhoeven alle vier bij Klaas de
Vries hebben gestudeerd was afgelopen donderdag niet of nauwelijks
uit de noten af te leiden. Dat Verhoeven met Eric de Clercq en Arthur
Sauer een popmuziek-verleden deelt daarentegen wel. Uit hun muziek
spreekt agressie en brutaliteit.
Het sterkst viel dat op in Buster van Sauer, de enige geboren
Rotterdammer in dit gezelschap (die overigens ook als enige weinig
reden tot klagen heeft omdat hij in het komende Confrontaties-festival
behoorlijk aan bod komt).
Buster is oorspronkelijk gecomponeerd als filmmuziek en doet een
beroep op twee spelers: een aan de toetsen en een in het binnenwerk
van de piano. Dat is meer dan een
gimmick, getuige de geraffineerde
timbrecontrasten in Sauers nerveuze, vaak geestige stuk, dat sterk
doet denken aan het werk van pianola-componist Conlon Nancarrow.
In zijn Trio peurt De Clercq geconcentreerd venijn uit de
combinatie van piano, accordeon en gitaar, maar de noten zelf
klinken wat willekeurig. Het tegendeel is het geval in Verhoevens
Hemelse Vrede, waarin basgitaar en piano, ondanks veel ruis en
dreun, harmonische richting behouden.
Koolmees, De Kemp en Riedstra streven, gezien de lengte en
toonzetting van hun werken, naar een artistieker angehaucht
resultaat. In And now for something completely different zet
Tom Riedstra toonsoorten en citaten scheef op elkaar, in de
trant van de Amsterdammer Guus Janssen (van wie ik ook een citaat
dacht te bespeuren), maar bij Riedstra komt de ready-made helaas
niet van de grond.
In de trage afwikkeling van Bart
de Kemps Con Tinto voor viool, piano en klarinet komt de kwaal van
vrijwel alle werken in dit concert des te sterker naar voren: een
sterke concentratie op beweging en motoriek lijkt te moeten
compenseren dat het vermogen om dwingend en logisch van hier
naar daar te komen niet helemaal toereikend is.
De Kemps Toccatacca is innemender, mede dankzij de imponerende
techniek van pianiste Nora Mulder, maar de paadjes van nachtclub
naar fabrieksterrein worden door de vele 'valse' octaven en
secundes eerder verduisterd dan verhelderd.
Koolmees weet het best duidelijk te maken waar hij heen wil.
Zijn pianostuk Itar biedt een interessant traject van
akkoordconstructies en handhaaft, zij het met enig leentjeburen
bij Andriessen en Stravinsky, een spanning waar zelfs de ietwat
foezelige uitvoering van pianist Rob Broek weinig afbreuk aan deed.
© Frits van der Waa 2006