de Volkskrant van 13 december 1993, Kunst, recensie
Een imposante en een doordeweekse Bruckner
Grieg en Bruckner, door het Residentie Orkest o.l.v. Günther Herbig. m.m.v. Young-Hee Kim. Dr Anton Philipszaal, Den Haag. Radio 4: 4 jan., 20.00 uur.
Bruckner, door het NDR Symfonie Orkest o.l.v. Günter Wand. Concertgebouw, Amsterdam.
Radio 4: 24 dec., 20.02 uur. Nederland 3: 19 dec., 12.45 uur.
In het programmaboekje van het Matinee-concert waarin Günter Wand Bruckners Achtste Symfonie dirigeerde stelt toelichter Cornelis van
Zwol dat de interpretatie van de inmiddels 81-jarige Brucknerspecialist in de loop der jaren
aan spankracht en dynamiek heeft gewonnen. Om dit aan te tonen laat hij zien dat Wand in 1987
beduidend meer tijd nam voor de Achtste dan in 1979, gemiddeld wels 6 procent
meer.
Hoe langer, hoe spannender: de bewijsvoering is even curieus als tekenend voor de ware
Bruckneraanhanger. Zo doorredenerend zou een uitvoering van een halve dag de voorkeur
verdienen boven een van anderhalf uur.
Of Wand het tegenwoordig nog langzamer doet heb ik niet gecontroleerd. Het zou ook
volstrekt overbodig zijn geweest. Wat hij zaterdag bereikte met het orkest van de
Norddeutsche Rundfunk was te grandioos om in cijfers uit te drukken. Het Hamburgse omroep-orkest
glorieerde onder de man die het van 1982 tot 1991 aanvoerde en nu gekromd gaat onder de last
der jaren, maar uit wiens geringste gebaar al een vriendelijke, maar gezaghebbende
beslistheid spreekt.
Wat Wands vormgeving van de Achtste zo bijzonder maakt, is lastig te omschrijven. Het
malse geluid van de strijkers, de riante akoestiek van de Amsterdamse Grote Zaal, of de
vanzelfsprekendheid waarmee elke frase als een bas-reliëf oprees uit de ondergrond, al
die factoren speelden een rol. Maar het meeste essentiële en tegelijkertijd ongrijpbare
aspect is toch tijd - al komt dat niet zozeer tot uiting in de duur als wel in de
modellering ervan.
Bruckners muziek is bij uitstek muziek van het uitstel, van het afwachten. Vrijwel alles
is voorbereiding. Het is - en dat geldt zelfs voor de scherzi - muziek waarin het
onderweg-zijn minstens even belangrijk is als het streven om ergens aan te komen.
Wat er aan de oppervlakte ook gebeurt, het mag de doorgaande, eronder liggende beweging, de
kompasnaald die het nog af te leggen traject aanwijst, niet aan het oog onttrekken.
Het was die continuïteit, die verzoening van detail en grote lijn die bij Wand zo
perfect gestalte kreeg dat ze zelfs in de rusten voelbaar bleef. Ook de stilte werd
tot muziek.
Vergeleken met deze imposante uitvoering kan de Negende 'Bruckner' die het Residentie
Orkest en zijn vaste gastdirigent Günther Herbig daags tevoren lieten horen niet anders
dan als doordeweeks omschreven worden.
Niet dat Herbig geen gevoel heeft voor de grote lijn, maar wat bij Wand aandoet als het
bestijgen van glooiende hellingen lijkt bij zijn twintig jaar jongere landgenoot op het
beklimmen van een trap.
Wanneer Herbig ergens zijn tanden in kan zetten weet hij grote dingen te verrichten. De
coda van het eerste deel gonsde omhoog op de thermiek van de instrumentatie, en het direct
daaropvolgende Scherzo gaf hij het karakter van een vermetele grimas.
In het Andante daarentegen kreeg de klank weinig perspectief, en alsof Herbig wilde
laten horen dat Bruckner zijn Negende niet heeft kunnen voltooien, besloot hij het deel in
een onverwacht luchtledig - verdedigbaar maar weinig bevredigend.
© Frits van der Waa 2006