de Volkskrant van 17 december 1993, Kunst, recensie
Balletmuziek is nu eenmaal het stiefkindje
Assepoester, door het Nationale Ballet, m.m.v. het Nederlands Ballet Orkest o.l.v. Jac
van Steen. Muziektheater, Amsterdam. Herhalingen tjm 1 januari.
De Notekraker, door Scapino Rotterdam, m.m.v. het Limburgs Symphonie Orkest o.l.v. Thierry Fischer. Theater aan het Vrijthof, Maastricht. Herhalingen (met orkest): Venlo (17/12), Den Haag (21/12) en Den Bosch (23/12). Elders tjm 9/1.
Naar balletmuziek wordt zelden echt geluisterd. Het valt ook niet mee je oren gespitst te
houden wanneer je zo veel pracht en praal krijgt voorgeschoteld als bij de sprookjesballetten
die het Nationale Ballet en Scapino deze maand uitvoeren. En toch valt er veel te beleven aan
De Notekraker van Tsjaikovski en Assepoester van Prokofiev.
Het punt is dat balletmuziek allereerst functionele muziek is. Het is begeleiding. Of het
nu uit een luidspreker komt of uit de orkestbak, zolang er niet gedanst wordt is het iets
waar je gewoon doorheen kunt praten, alsof je in de supermarkt bent. Toegegeven, in het
Amsterdamse Muziektheater - beneden in de zaal althans - klinkt het ook geen haar beter.
Dat wist ik. Maar ik was vergeten dat het zó erg was.
Uit misnoegen en bij wijze van experiment heb ik in een van de pauzes van Assepoester
mijn zaalplaats verruild voor een plekje links op het eerste balkon. Het was alsof er vijf
gordijnen opengingen. Op die plek bleek dat het Nederlands Ballet Orkest en dirigent Jac van
Steen wel degelijk weet hebben van klankraffinement, contrasten en dynamische souplesse, en
- belangrijker nog - bleken de diepte en ruimte van de muziek samen te vallen met die van de
dans.
Bij opera-opvoeringen is de luizige akoestiek van de Stopera onaangenaam, maar doordat er
op het podium gezongen wordt nog wel te verdragen. Voor ballet is de zaal volstrekt funest,
omdat het verband tussen het gehoorde en het geziene er minimaal wordt. Dat die
benedenstoelen voor eersterangsplaatsen moe ten doorgaan is gewoonweg schandalig.
Des te meer respect is verschuldigd aan de musici van het Nederlands Ballet Orkest. Avond
aan avond in de bak zitten is toch al niet zo'n dankbare klus. De wetenschap dat je
inspanningen het grootste deel van het publiek niet eens bereiken moet werkelijk
demoraliserend zijn. Maar ja, balletmuziek is nu eenmaal het stiefkindje.
De Assepoester-muziek die Prokofjev in 1944 voor het Boisjoi Ballet schreef is
schilderachtig, dikwijls grotesk, en niet makkelijk om te spelen. Ook dat laatste was, met
alle respect, hier en daar te horen bij het Ballet Orkest. Dat in wijde liggingen de hoge en
lage tonen niet altijd in perfecte harmonie waren zal wel aan de Stopera-condities liggen.
Dat sommige delen wat tam en erg metrisch klonken, komt vast doordat dirigent Jac van Steen
concessies aan de dansers heeft moe ten doen. Maar voor het dunnige, en in de hoogte dikwijls
onzuivere spel van de strijkerssectie is zo'n excuus niet voorhanden.
Voor het Limburgs Symphonie Orkest moet de balletbegeleiding van Scapino's Notekraker
een aardige afwisseling in het gangbare programma betekenen. En in het Theater aan het
Vrijthof komt de klank goed weg uit de bak. Onder Thierry Fischer produceerde het orkest een
gul, soepel geluid, met aandacht voor de vele subtiliteiten in Tsjaikovski's muziek. Toch
zatel ook hier de strijkers niet altijd op één lijn, terwijl het knerpgehalte
van de houtblazers, vooral door toedoen van de althobo, aan de hoge kant was.
Van dansen heb ik weinig verstand, maar genoeg om te zien dat de gracieuze Assepoester
(Jane Lord) bij het Nationaal Ballet een heel bijzondere danseres is. De
Assepoester-choreografie stamt zichtbaar uit 1948 en die van de Notekraker uit
1975 (al had die evengoed vijftien jaar eerder gemaakt kunnen zijn). Aan het plezier dat
- vooral voor kinderen - aan deze beproefde klassiekers te beleven is doet dat niets af.
© Frits van der Waa 2006