Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 20 december 1993, Kunst, recensie

Koorwerken wankelen onder eigen gewicht

Overladen programma bij opening Nederlandse Muziekdagen

Nederlandse Muziekdagen: openingsconcert met werk van Boogman, Boerman en Keuris, door het Asko Ensemble, Asko Koor en Charlotte Riedijk o.l.v. Marc Foster en Jos Leussink, Koor & Ensemble Nieuwe Muziek o.l.v. Huub Kerstens en Groot Omroep Koor, Radio Filharmonisch Orkest en solisten o.l.v. David Porcelijn. Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht. Radio 4: 24 december. 20.02 uur

Groot, groter, grootst is de beste samenvatting van het concert waar mee vrijdag de Nederlandse Muziekdagen - na even warmdraaien in een lunchpauzeconcert - werden ingeluid: Groots, grootser, grootst had ook gekund, als de omvangrijke werken van Jan Boerman en Tristan Keuris wat minder hadden gewankeld onder hun eigen gewicht - en onder de last van het verleden.

In dat opzicht was La disciplina dei sentimenti van Willem Boogman het meest geslaagde stuk van het programma, en met zijn lengte van een half uur ook het bondigste. Boogman (38) heeft als componist nog maar weinig aan de weg getimmerd. Dat komt doordat hij langzaam en secuur werkt - over La disciplina heeft hij acht jaar gedaan -, maar ook doordat hij zich voortdurend aan het werk van anderen heeft gewijd. Hij geniet een reputatie als meesterkopiïst en als kenner van het werk van Rudolf Escher.

Met dat al is La disciplina een werk dat, al geruime tijd voor er ook maar een noot van geklonken had, hoge verwachtingen wekte. Het stuk is geschreven voor twaalf solostemmen, ensemble en spreekstem, waarbij de muziek ook ruimtelijk wordt 'uitgestuurd'. De tekst - gebaseerd op een onvoltooid werk van de dichter Exsilio - is duister, brokkelig en veeltalig, wat samenvalt met Boogmans streven naar muziek die 'steeds voortgaat'.

Het is ondanks zijn labyrintisch karakter, een opvallend coherent stuk, ongeveer een studie in stilstand en beweging. De eerste helft wordt gedomineerd door langgerekte klankvlakken, waarin voortdurend een grote inwendige activiteit wordt ontplooid. Halverwege valt de muziek uiteen in de ruis van gesproken woorden en syllaben, waarna uit een aaneenschakeling van ongelijksoortige brokstukken geleidelijk weer een rust en samenhang groeit.

La disciplina beschaamde de verwachtingen niet, maar overtrof ze evenmin. Het stuk klinkt voortreffelijk, mede dankzij de bevlogen uitvoering van de Asko-troepen, maar door de hoeveelheid subtiele details maakt het een wat overwoekerde indruk. Van roterende en door de versterking 'uitvergrote' klankbeweging was in de zaal weinig te merken.

Waar Boogmans werk al licht teruggreep op de 'moderne' traditie sloeg bij het vervolg van het concert in toenemende mate de regressie toe. Jan Boermans Die Vögel, geschreven voor de fascinerende combinatie van het Koor Nieuwe Muziek, vier koperblazers en klanksporen en na de première van 1986 ingrijpend gereviseerd, biedt tal van schitterende passages. Hoewel de componist het uit 1986 stammende werk flink heeft gereviseerd raakt het tamelijk hoekige, Hindemith-achtige vocale idioom in de loop van drie kwartier nog altijd behoorlijk uitgeput. Desondanks kan de muziek van de nu 70-jarige en nog steeds in te kleine kring gewaardeerde grootmeester wat mij betreft niet vaak genoeg uitgevoerd worden.

Hoe indrukwekkend Tristan Keuris' Laudi ook moge zijn, toch brengt het stuk zeer gemengde gevoelens teweeg. Het werk, een reusachtige, vierdelige koorsymfonie met belangrijke soli voor mezzosopraan, bariton en altsaxofoon was zaterdag te horen in Amsterdam, maar de VARA, op wier verzoek het werk geschreven is, heeft het eerstvertoningsrecht bereidwillig afgestaan aan de Muziekdagen.

Keuris blijft een componist met gouden handjes, en Laudi is ontegenzeggelijk een knap stuk. Het is schilderachtig, het blijft boeien door zijn zorgvuldig afgewogen spanningsbogen, de harmonieën, zijn verfijnd, de melodische lijnen zijn er organisch in ingebed, en de uitvoering was om door een ringetje te halen, maar oei, oei, wat zijn de expressiemiddelen en de gedaante van het werk bedenkelijk - zo zwoel, volvet-romantisch en tweedehands. Jard van Nes wist dat aspect in haar evocatieve soli nog enigszins te ondervangen, maar bij bariton David Pittman-Jennings liep de pathetiek hoog op. In de massale tutti-gedeelten ging bovendien de charme van Keuris' overige werk, die tintelende doorzichtigheid, ten onder in het kolossale.

Het is absurd om van hedendaagse componisten steeds maar nieuwe vernieuwingen te blijven verwachten, maar in Laudi is het avontuur wel heel ver te zoeken.


© Frits van der Waa 2006