Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 29 januari 1994, Kunst, recensie

Torstensson mengt klassiek met MTV, rap en oriëntaalse zang

Torstensson, Tutschku en Mason, door het Asko Ensemble o.l.v. Stefan Asbury, m.m.v. Charlotte Riedijk. Paradiso, Amsterdam.

Het Asko Ensemble staat niet bekend als een gezelschap dat het zich makkelijk maakt, maar de vracht synthesizers, computers en overige elektronica die dinsdag in Paradiso was opgesteld was zelfs voor deze ijzervreters van de nieuwe muziek weinig alledaags.

De hoofdpersoon in dit kabelnet was de Zweeds/Nederlandse componist Klas Torstensson, die zich in 1991 een half jaar begroef in de gewelven van het Parijse high tech-muziekinstituut IRCAM om zijn Urban Songs te maken. Dat stuk werd daar nu al bijna een jaar geleden voor het eerst uitgevoerd door het Ensemble InterContemporain. Het beviel blijkbaar zo goed dat het tegen het eind van dit jaar nog twee keer op de agenda staat. De Nederlandse première kwam vanzelfsprekend voor rekening van het Asko, dat hiermee zijn jarenlange samenwerking met de componist hervat.

Torstensson, wiens muziek van meet af aan opviel door een volstrekt eigen kernachtig en complex idioom, heeft zijn greep op de klank de laatste jaren enorm verstevigd. In Urban Songs is ondanks het indrukwekkend spel van krachten en tegenkrachten, ondanks het voortdurend uiteenvallen en samenballen van het materiaal, en ondanks het intrigerende dooreenwoelen van live-geluid en per computer bewerkte samples geen ogenblik sprake van overkill.

Vooral de genealogie van het elektronisch geluid, dat dikwijls 'echoot' maar zich vervolgens meer en meer van de akoestische stamvader verwijdert, is scherp uitgekiend.

Het stuk bestaat uit twee 'liederen' waarin sopraan Charlotte Riedijk (tevens computertoetseniste) zich met succes de tongval van een Libanese zangeres en vervolgens die van een rapper eigen maakt. Dit ontlenen (en vooral: ontleden) van elementen uit andere muziektradities is niet volkomen nieuw in het werk van Torstensson, maar drukt hier voor het eerst duidelijk een stempel op het geheel.

De oriëntaalse origines van het eerste deel klinken vooral door in de sopraanpartij en uiten zich bij de instrumenten hooguit in de articulatie van de klank. De rol van de MTV-factor in het tweede lied is veel opvallender. Niet alleen is de muziek jachtig en gesegmenteerd, maar zowel bij de musici als de computer waaien er korte riedels en flarden dreun voorbij. Daardoor wordt het stuk op een niet-triviale manier veel toegankelijker, omdat de eigenlijke, abstracte ontwikkelingen, zoals de elkaar insluitende ritmes, of de uitwaaierende akkoorden, als het ware in een contrasterend decor komen te staan.

De uitvoering, geleid door de jonge Brit Stefan Asbury, was ronduit elektriserend. Hoe essentieel het aandeel van de technologie ook was, de hoofdzaak in deze muziek blijft onmiskenbaar het directe geluid van levende muzikanten.

Paradoxaal genoeg gold dat niet voor Nachts van de Duitse componist Hans Tutschku, waarin een cellist, een basklarinettist en een percussioniste versmelten met een band vol ingeblikte collega's en een fluisterstem.

Voor het afsluitende, bijzonder excentrieke Animals and the Origins of Dance heeft de Engelse componist Benedict Mason maar liefst elf dirigenten nodig, die elk weer worden gedirigeerd door een per oortelefoon toegediende clicktrack. Dit leidt tot een caleidoscopisch Carnaval der Dieren, waarin fel contrasterende muzikantengroepen in volslagen verschillende, maar soms opeens samenvallende tempi door elkaar heen spelen. In alle twaalf karakterstukjes (waaronder een Jitterbug mécanique, een rupsengalop en een zich gedeeltelijk boven de gehoorgrens afspelende vleermuizendans) husselt Mason in wezen banale muzieken door elkaar tot er een schijnbare chaos vol listige raakpunten ontstaat.

Het stuk heeft iets van de spatial music van Henry Brant, maar ook veel van de strenge pianola-canons van Conlon Nancarrow. Maar dank zij de briljante, in dikke lagen over elkaar heen geplakte timbres weet Mason deze chaos boeiend te houden, en bewijst daarmee dat je als componist tegelijkertijd constructief en volkomen knots kunt zijn.


© Frits van der Waa 2006