Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 12 februari 1994, Kunst, recensie

Een tintelend web vol schaduw en schichten

Haydn, Berio en Schubert door het Alban Berg Kwartet, Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: vanavond.

Het genre strijkkwartet blijft een soort Parnassus voor componisten, een gewijde bergtop, die niet lichtvaardig beklommen kan worden. Gewoon een strijkkwartetje, of zelfs een serie kwartetten schrijven, zoals Haydn, Mozart en Beethoven dat deden, durft geen mens meer aan, juist omdat deze drie groten het genre hebben verheven tot het meest persoonlijke medium waarvan een componist zich kan bedienen.

Zelfs voor een allesbehalve geremd hedendaags componist als de Italiaan Luciano Berio (68) speelt deze reverentie kennelijk een rol. Notturno, dat op 31 januari in Wenen voor het eerst werd uitgevoerd en gisteren zijn Nederlandse première beleefde, is zijn derde strijkkwartet, maar wel het eerste sinds Sincronie uit 1964.

Het werk, gecomponeerd voor en uitgevoerd door het in Wenen gevestigde Alban Berg Kwartet, is bescheiden. Dat geldt niet zozeer de omvang, want het duurt bijna 25 minuten, als wel de pretenties. Zoals de titel al zegt, is Notturno nachtmuziek: mild, gedempt, en contemplatief. Berio zelf rept in zijn korte toelichting veelvuldig van silenzioso: vol stilte.

Het viertal liet horen dat deze stilte verre van leeg is, maar juist zeer beweeglijk, zonder in rusteloosheid te vervallen. In een glooiend verloop bewerkstelligt Berio vanuit een tintelend con sordino-web vol vluchtige schichten en schaduwen tot twee maal toe een hoogtepunt, of beter gezegd een intensivering van de beweging. Op die momenten groeien de schimmige gedaantes uit tot complete figuren die - bijna als in een klassiek strijkkwartet - heen-en-weer dansen tussen de spelers.

Overigens is het karakter van de partijen nauwelijks individueel; in een aantal secties opereert het kwartet zelfs en bloc, of laat de tonen van het harmonisch raamwerk om beurten in de tijd verschuiven. In de behandeling van de harmonie is Berio onnavolgbaar: hij bereikt een vloeiende voortgang in de samenklank met nauw verwante, open klinkende akkoordtypes, maar weet daarmee desondanks, zonder de homogeniteit te doorbreken, contrasten en verrassende omzwervingen aan te brengen.

Zo subtiel als de vier strijkers, ongetwijfeld door de componist gecoached, te werk gingen in Notturno, zo opgeschroefd was hun benadering van Haydns Kaiserquartett en Schuberts Der Tod und das Mädchen-kwartet. Wat hier in klanken, hard en helder, maar ook scherp als glas, werd begaan was weinig minder dan een misdaad in naam van de schoonheid. Primarius Günther Pichler nam daarbij het voortouw met knauwende attaques, overhaast rubato in de solotrekjes en een karikaturale, hyper-sensitieve agogiek. Nog een paar van zulke uitvoeringen, en de tijd is rijp om een doping-controle voor musici in te stellen.


© Frits van der Waa 2006