Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 29-04-1994, Pagina 12, Kunst, recensie

Kerkdienst kon in de Gouden Eeuw soms echt opwindend zijn

Nederlandse muziek uit de Gouden Eeuw, door Cappella Figuralis o.l.v. Jos van Veldhoven. Geertekerk, Utrecht. Herhaling: vanavond in Naarden. Radio 4: 1 mei, 16.00 uur

De Vaderlandse Geschiedenis is er destijds goed ingestampt. Gouden Eeuw: Eerste Stadhouderloze Tijdperk, Johan de Witt, Willem III, Engelse oorlogen. Rembrandt.

Tegen dit decor moet de muziek geplaatst worden die Cappella Figuralis deze week uitvoert, al klinkt er hoegenaamd niets in door wat doet denken aan Rampjaren en dergelijke. Nee, de achtergrond waartegen het werk van Carel Hacquart, Servaes de Koninck en hun collega's werd uitgevoerd was een andere, die nauwelijks zichtbaar is gemaakt. Huiselijke muziektaferelen te over in het Rijksmuseum, maar hoe het in de kerk toeging hebben de schilders niet getoond.

Cappella Figuralis heeft zich al twee keer eerder gebogen over zeventiende-eeuwse Nederlandse muziek. De beste stukken uit deze programma's zullen het komend seizoen op cd verschijnen.

Het is een mooi initiatief om dit vergeten vaderlands repertoire uit een toch al onderbelichte era van de muziekgeschiedenis weer tot klinken te brengen, temeer omdat de muziek perfect aansluit bij het muzikale karakter van Cappella Figuralis. Het gezelschap, een loot van de Nederlandse Bachvereniging, is - in de gunstigste zin een koor van solisten.

De zangers, ditmaal zes in getal en gesteund door een kleine groep instrumentalisten, wisselen haast onmerkbaar van rol. Nu eens zijn ze solo-, dan weer ensemblezanger. Samen met de zwier en levendigheid die dirigent Jos van Veldhoven de muziek verleent leidt dat tot hechte uitvoeringen met een grote inwendige samenhang.

De stemming in de kerken van de Gouden Eeuw moet gewijd, maar bij wijlen ook opwindend zijn geweest. Een stuk als O vos omnes van de Haarlemmer Cornelis Thymanszoon Padbrué (ca. 1592-1670) wortelt nog stevig in de muziek van de Renaissance en herinnert aanvankelijk aan de serene, evenwichtig gecomponeerde kerkinterieurs die zijn tijdgenoot Pieter Saenredam schilderde, tot het stuk zich ontvouwt tot een machtige geste, een ware jammerklacht.

De andere Nederlanders zijn van een latere generatie, en in hun werk is het de bloemrijkheid van de barok die de boventoon voert. Daartegenover staat een even barokke keerzijde, namelijk de compositorische variant van kraaltjes rijgen. Niks op tegen, Bach deed dat ook, maar deze toondichters hebben de eindjes van de ketting niet altijd aan elkaar kunnen knopen.

Hun muziek schijnt destijds oecumenisch toegepast te zijn, zonder aanzien des geloofs. Verwonderlijk is dat niet, want al is het idioom op zichzelf niet hemelbestormend, het wordt verlevendigd door tal van prikkelende tekstschilderingen, vondsten en intrigerende harmonische details. Er is de luisterrijke veelstemmigheid van Hacquarts O Jesu splendor, en als werelds intermezzo is er een sonate voor twee gamba's van Johann Schenck. En na de oproep tot H. Communie in De Konincks Venite ad me moeten de hosties wel als warme broodjes over het altaar zijn gegaan.


© Frits van der Waa 2006