de Volkskrant van 28-05-1994, Pagina 11, Kunst, recensie
Een proeve van leeghoofdigheid
Von Biel-programma, door Herbert Henck. Zaal de Unie, Rotterdam.
Elke amateurpianist die wel eens een uur of twee naar eigen inventie
op de piano zit te knoedelen kent de gewaarwording. Steevast is er een punt
waarop handen en gedachten elk hun eigen weg gaan, waarna datgene wat uit het
instrument te voorschijn komt verraadt dat het nu echt tijd is om te stoppen.
Op dat punt is de Duitse componist Michael von Biel, 57 jaar oud, begonnen
met componeren.
Herbert Henck, een fabelachtig pianist die beter zou moeten weten, vulde in
de Rotterdamse Unie een heel programma met wat Von Biel tussen 1987 en 1992
aan pianomuziek bij elkaar heeft gepield: 28 Stücke für Klavier,
Etüden und Gesangthemen, 11 Stücke für Klavier, brokjes vol
triviale arpeggio's, glissandi, herhaalde akkoorden, clustertjes op zwarte en
witte toetsen, rijkelijk gonzend bij gratie van overmatig toegediende
pedaalsaus. Héél af en toe iets dat begint als een parodie op
de klankversnippering van de moderne muziek anno 1960, maar al even snel
verzandt in oeverloze ondiepte. Met andere woorden, muziek die het niet eens
verdient opgeschreven te worden, laat staan uitgevoerd en beluisterd.
De enige reden waarom dat nu toch gebeurt is dat Hencks optreden deel
uitmaakte van Wat is er gebeurd met de toekomst?, een nog enige dagen lopend
mini-festival van de Rotterdamse Kunststichting, waarin de onvervulde
toekomstvisoenen van de jaren '50 en '60 geconfronteerd worden met uitingen
van hedendaags artistiek muziekbesef.
Het is waar: het failliet van de seriële en andere avantgarde-muziek,
dat de naoorlogse generatie componisten opzadelde met een schoongeveegde lei
waarop muziek noch publiek een voedingsbodem bleek te kunnen vinden, heeft
inderdaad diepe gaten geslagen. En als uit de bomtrechters alleen maar Von
Biel-muziek tevoorschijn zou komen, zou het serialisme inderdaad het effect
van een muzikale milieuramp gehad hebben, en zou er alle reden zijn om de
toekomst zorgelijk in te zien.
Een onzinnige gedachte. Want zo erg was het niet. En is het ook niet.
Dat het over het klavier uitgestorte vacuüm van voormalig Fluxusartiest
Von Biel - die zijn notenschrijverij afwisselt met het maken van tekeningen
waarnaar we nu ook al niet benieuwd meer naar hoeven te zijn - gevoelens van
ergernis en plaatsvervangende schaamte oproept stemt weliswaar even tot
nadenken. Dertig jaar geleden werd men toch ook boos op Stockhausen, Nono en
Boulez?
Maar voor oren die even open staan voor Glass en Ferneyhough als voor Bach en
Quazar blijft er in dit geval maar één mogelijke diagnose over:
leeghoofdigheid is van alle tijden.
© Frits van der Waa 2006