de Volkskrant van 09-07-1994, Pagina 9, Kunst, recensie
Borodin Kwartet klinkt nog niet zinderend zomers
Zomerconcerten: Schubert-programma door het Borodin Kwartet;
Broadstock, Grieg, Bartók, Ravel en Rimski-Korsakov, door het
Australian Youth Orchestra o.l.v. Yakov Kreizberg m.m.v. Cristina Ortiz. De
Doelen, Rotterdam.
Bij de imposante serie waarmee het Concertgebouw zorgt dat Amsterdam tijdens
het vakantiereces gevrijwaard is van muziekhonger, steken de tien 'zinderende
zomerconcerten' in de Rotterdamse Doelen een beetje schamel af. Maar ze
voorzien ongetwijfeld in een behoefte, de vier zomersymfonieorkesten (allen
jeugdorkesten) in de Grote en de zes zomerstrijkkwartetten in de Kleine Zaal.
Het is alleen niet te hopen dat de vijf gerenommeerde strijkkwartetten die de
komende maanden, telkens met een tussenpoos van twee weken, Rotterdam aandoen
een zo weinig zomers geluid laten horen als het Borodin Kwartet dinsdag deed.
De vier Russen hadden blijkbaar hun dag niet, want ze hebben waarachtig wel
iets meer in hun mars dan het stroeve, zelfs tot los zand neigende samenspel
dat vooral Schuberts Der Tod und das Mädchen-kwartet tot een uiterst
wisselvallige gebeurtenis maakte.
In het Kwintet in C, waarin Mikhail Milnan als extra cellist optrad, had het
gezelschap meer geïnvesteerd. Het tweede, langzame deel althans beleefde
een versmolten, innige uitvoering. Maar in de omringende delen overheerste de
onstabiliteit, wat het meest schrijnend naar voren kwam in het onvermogen van
de beide violisten om tot zuiver unisono- of octavenspel te komen.
Gelukkig zorgde twee dagen later het bruisend optreden van het Australian
Youth Orchestra voor een verademing. Jeugdorkesten onderscheiden zich meestal
al door hun enorme inzet en potentieel, en om die eigenschappen uit te buiten
is dan alleen nog een bevlogen dirigent nodig. In dat opzicht schiet Yakov
Kreizberg niet tekort. De 35-jarige dirigent, die in Rusland geboren is, maar
al zijn halve leven lang in de USA woont, weet met zijn ietwat onderkoelde,
maar elegante en doeltreffende dirigeerstijl het onderste uit de kan te
halen. Dat dat in het openingswerk, Festival Ouverture van de Australische
componist Brenton Broadstock, tot grote luidruchtigheid leidt mag op het
conto van de componist worden geschreven.
Ook in Bartóks Wonderlijke Mandarijn-suite was het slagwerk bij wijlen
wat dominant, maar dat deed niets af aan de vermorzelende intensiteit en de
door Kreizberg uiterst scherp in de hand gehouden tempo-gradaties. De
subtiele klanktovenarij die Ravel in zijn Pavane pour une infante defunte
beoefent, kwam helder en vloeiend uit de verf, al had het geheel misschien
wat feeërieker gekund.
In Griegs pianoconcert maakte de Braziliaanse pianiste Cristina Ortiz het
orkest zichtbaar en hoorbaar deelgenoot van haar enthousiasme. Haar
voluptueuze, orkestrale benadering van het instrument belette haar niet een
glanzende, uitgebalanceerde fusie met het orkest te bereiken.
Het sluitstuk, de Capriccio espagnol van Rimski-Korsakov, was ongetwijfeld
mede geprogrammeerd op grond van zijn talrijke solo-partijen, waarin de
verschillende sectie-aanvoerders in het zonnetje kwamen te staan. Vooral de
blazers leverden ware hoogstandjes. En het stuk zelf is natuurlijk een
uitsmijter van heb ik jou daar.
Of het Schotse en Duitse jeugdorkesten die in augustus Rotterdam aandoen net
zulke pakkende prestaties zullen leveren staat nog te bezien. Maar het
laatste van de vier concerten, een optreden van het European Community Youth
Orchestra, met Kyung-Wha Chung en Charlotte Margiono als solisten in
Bartóks tweede vioolconcert en Mahlers vierde symfonie, zou het voor
vakantievierende Rotterdammers best wel eens de moeite waard kunnen maken om
een dagje eerder op huis aan te gaan.
© Frits van der Waa 2006