de Volkskrant van 01-09-1994, Pagina 16, Kunst, recensie
Pijpers Halewijn: bloedeloos drama, maar gloedvol uitgevoerd
Halewijn, opera van Willem Pijper, door het Radio Symfonie Orkest en
solisten o.l.v. Dominik Neuner en Ed Spanjaard. Rotterdamse Schouwburg.
Herhaling: Amsterdam (1/9) en Eindhoven (3/9).
Het is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk dat Willem Pijper, de man die
jarenlang heeft gegolden als de grootste moderne componist en vernieuwer van
de Nederlandse muziek honderd jaar na zijn geboorte betrekkelijk summier in
het zonnetje gezet wordt. Eigenlijk komen alle herdenkingswerkzaamheden voor
rekening van Rotterdam, de stad waar Pijper een kleine twintig jaar het
bewind voerde over het conservatorium.
Het meest in het oog springt een nieuwe enscenering van de opera Halewijn,
die tevens in Amsterdam en Eindhoven te zien zal zijn. Voorts blijven de
feestelijkheden beperkt tot een vierdaags festivalletje met kamermuziek,
waarin Pijpers werk welhaast wordt overschaduwd door het omringend historisch
perspectief, geleverd door repertoire uit heel deze eeuw. Vergelijk dat eens
met de stortvloed aan muziek die over Nederland werd uitgestort toen de
honderdste geboortedag van Hendrik Andriessen werd gevierd.
Halewijn, de enige opera die Pijper voltooide, heeft naar Nederlandse
maatstaven een roemruchte opvoeringsgeschiedenis. Tussen 1933 en 1952 is het
werk vijf maal opgevoerd in een drietal ensceneringen. Daarna is het erg stil
geworden rond Halewijn, afgezien van een concertante uitvoering, nu ruim tien
jaar geleden.
Pijper ontleende het verhaal van Halewijn aan de oude ballade, waarin
verhaald wordt hoe deze Nederlandse Blauwbaard, die dames lokt met zijn
bekoorlijk lied om ze vervolgens om hals te brengen, zelf een kopje kleiner
wordt gemaakt door een 'koningskind'.
Het vergt weinig inspanning om de seksuele, zo men wil Freudiaanse symboliek
in deze plot te onderkennen, en de visie van de Duitse regisseur Dominik
Neuner, volgens wie het verhaal de trauma's weerspiegelt die puberteit en
menstruatie teweegbrengen bij een jong meisje, klopt dan ook volkomen. Dat
wil zeggen: met het verhaal zelf. Had Neuner eens goed naar Pijper
geluisterd, dan had hij de wespennesten kunnen horen zoemen. Bij Pijper maakt
het Koningskind namelijk in het geheel geen ontwikkeling door. Zingend in kale, messcherpe parlando-lettergrepen gaat ze zonder een spier te
vertrekken op haar doel af. Wat Pijper uit het verhaal heeft opgediept is
niet zozeer een dieptepsychologisch drama als wel een tegenstelling tussen de
menselijke rede (Koningskind) en de natuur (Halewijn). Je kunt je afvragen of
hij het daarmee bij het rechte eind had, zoals je je ook kunt afvragen of de
rede niet voortdurend het gevoel de pas afsnijdt in deze opera.
Want aan Pijpers muzikaal vernuft hoeft niet getwijfeld te worden. Halewijn
bevat harmonieën en ritmische contrasten waar we nu niet meer zo van
opkijken, maar die zestig jaar geleden bepaald verrassend moeten zijn
geweest.
En zeker, er zijn momenten, vooral in de tussenspelen en in de
Halewijn-partij, dat er iets moois opbloeit. Maar als muziekdrama is het
geheel opmerkelijk bloedeloos en kortademig, en gaat het bovendien gebukt
onder een uitputtend uitmelken van een zeer beperkt assortiment aan motivisch
DNA. Zou dat niemand indertijd zijn opgevallen?
Hoe het ook zij, Neuners expressionistisch getinte enscenering demonstreert
eerst waaraan het Pijpers muziek mankeert, en doet vervolgens zichzelf
daarmee de das om. Tegen de tijd van het slotbanket, waarbij het hoofd van
Halewijn tóch weer in zingen uitbarst, is de handeling op het toneel
alleen nog maar grotesk - even ver verwijderd geraakt van de muziek als van
zijn eigen vertrekpunt.
En dat is jammer, want voor het overige laat deze Halewijn-opvoering weinig
te wensen over. Het toneelbeeld van Floris Guntenaar biedt, samen met de
fraaie belichting van Henk van der Geest, allerlei mogelijkheden voor een
geraffineerd gebruik van de ruimte.
Liduin Stumpel weet als het Koningskind het ietwat magere gehalte van haar
partij reliëf te geven met overtuigend acteerwerk, terwijl Wout
Oosterkamp al het krachtige en indrukwekkende dat Pijper in de
Halewijn-figuur heeft willen leggen boven tafel haalt.
Dit alles krijgt gestalte op de gloedvolle, zij het noodgedwongen niet altijd
welvende orkestrale en vocale onderstromen die dirigent Ed Spanjaard uit het
Radio Symfonie Orkest en de zangers van het Groot Omroepkoor weet los te
maken. Daarmee belooft de cd die tevens uit deze opvoering moet voortkomen in
elk geval een hoogwaardig document toe te voegen aan de geschiedenis van deze
opera, die, alle bedenkingen daargelaten, een wezenlijke plaats heeft in de
Nederlandse muziekgeschiedenis.
© Frits van der Waa 2006