de Volkskrant van 15-10-1994, Pagina 11, Kunst, recensie
De Leeuw brengt verpletterende Sjostakovitsj
Janacek en Sjostakovitsj, door het Symfonie-orkest van het Koninklijk
Conservatorium o.l.v. Reinbert de Leeuw. Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Als iemand Reinbert de Leeuw een kwart eeuw geleden, in het jaar van de veel
besproken Notenkrakersactie, voorspeld zou hebben dat hij ooit nog eens de
Achtste Symfonie van Dmitri Sjostakovitsj zou dirigeren, had hij het vast
niet geloofd. Niet dat Sjostakovitsj ter discussie stond in die tijd: hij
telde gewoon niet echt mee.
De rehabilitatie van Sjostakovitsj, want zo mag je het wel noemen, is eerder
op gang gekomen in het ciruit van de 'traditionele' muziek dan in dat van de
'eigentijdse muziek' - wat logisch is, want oppervlakkig bezien is er veel
traditioneels aan zijn muziek. De Leeuw echter heeft zich de afgelopen jaren
zeer verdiept in de Russische muziek van na de oorlog, onder andere met de
meedogenloze composities van Galina Oestvolskaja, een leerlinge van
Sjostakovitsj, die op zijn beurt het een en ander opgestoken schijnt te
hebben van zijn radicale pupil.
Dat is toch een iets ander perspectief. En het is weer typisch De Leeuw om
zijn tanden te zetten in uitgerekend de Achtste Symfonie uit 1943, een van de
meest on-vrolijke, obsessieve stukken uit Sjostakovitsj' toch al weinig
optimistische oeuvre. Daarnaast leent het stuk zich door zijn grote bezetting
en de hoge moeilijkheidsgraad heel goed voor een conservatoriumproject. Bij
het Utrechts Conservatorium doen ze het in februari ook, onder leiding van
Viktor Liberman. Alsof dat soort dingen in de lucht hangen.
In het voorprogramma klonk Janaceks Taras Bulba, ook al een stuk dat je niet
in een handomdraai neerzet, met zijn grillige omslagen tussen tumultueuze
episodes en een robuust type lyriek. De vertolking was alleszins respectabel,
maar viel in het niet naast de verpletterende ervaring die De Leeuw en zijn
troepen teweegbrachten in Sjostakovitsj' Achtste, en waaraan enkele
letterlijk krijsend moeilijke passages geen afbreuk konden doen.
Zowel de bijtende ritmische kwaliteiten als de tergend lange adem van het
stuk, waarin de schoonheid van binnen uit wordt aangestast door woekerende,
zielloze parasieten kregen bij De Leeuw niet eens zozeer een tragische als
wel een verlammende beklemming, mede door de messcherp zingende timbres van
het strijkerscorps. Het is muziek van de vermoorde onschuld, die als ten
slotte het geweld bedaard is en enkele solisten een danse macabre opvoeren
nog even laat horen dat de levensgeesten niet geweken zijn.
Zo'n uitvoering maakt benieuwd naar wat De Leeuw nog meer zou kunnen
vertellen over Sjostakovitsj. Maar voorlopig heeft hij andere dingen aan zijn
hoofd. Rosa bijvoorbeeld, de nieuwe opera van Louis Andriessen. Of Bruckners
Negende, die hij komende januari uitvoert met het Nationaal Jeugd orkest.
Want bij De Leeuw rukt de twintigste eeuwse muziek zowel in terugwaartse als
in voorwaartse richting op.
© Frits van der Waa 2006