de Volkskrant van 17-10-1994, Pagina 10, Kunst, recensie
Slagwerkgesprekjes gaan trommelvliezen te buiten
AMSTERDAM/DEN HAAG
De nacht is verre van jong meer als de vier muzikanten van The
Percussion Club, gehuld in uit de hand gelopen sportkledij, om het hardst
joggend het podium van het Utrechtse Muziekcentrum komen opdraven en
uitbarsten in doldriest stuiterend samenspel op een instrumentarium dat uit
alle werelddelen afkomstig is.
Maar bij De Slag om de Wereld draait niet alles om adrenaline. Zakir Hussain,
de Indiase tabla-speler, maakt met tien vingers op één enkel
velletje evenveel muziek als alle zwetende kloppers, beukers, trommelaars en
rampestampers die hem een avond lang zijn voorgegaan. Sterker nog, de
muziekmagiër Hussain laat horen dat je met alleen een tong, lippen en
een verhemelte een aardig eind weg kunt roffelen, zeker als je de trommeltaal
beheerst waarmee Indiase muzikanten hun ritmische patronen memoriseren.
Trilok Gurtu kent die taal. Naadloos zoomt hij zijn patronen aan die van
Hussain vast, tot hun dialoog uitmondt in een duet waarin de lettergrepen zo
rap heen en weer flitsen dat je trommelvliezen het nauwelijks kunnen
bijbenen.
Het gastoptreden van Gurtu en Hussain bij The Percussion Club vormt het
uitbundig slot van de opening van Het Slagwerkfestival. Het programma mag De
Slag om de Wereld heten, maar van strijd is geen sprake, hoeveel geweld er
ook wordt ontketend. Nergens zijn de grenslijnen tussen pop, klassiek,
geïmproviseerde en wereldmuziek zo makkelijk overschrijdbaar als juist
in de slagwerkwereld.
Zo verschijnen de spelers van de Slagwerkgroep Den Haag eerst keurig met
notenblaadjes en dirigent om Cantata para America Magica van de Argentijnse
componist Alberto Ginastera uit te voeren, maar komen later terug met
folkloristische hemmetjes aan, en geven, aangevoerd door de Mozambikaanse
muzikant Venancio Mbande, een daverend concert op timbila's, van die
kolossale Afrikaanse xylofoons met snerpend resonerende kalebassen onder de
staven.
Achter het podium staat een tengere, pezige figuur zijn collega's glimmend te
bewonderen en te bedanken. Alsof hij zelf nog maar een beginneling is. Alsof
hij niet de drumduivel is voor wie Frank Zappa The Black Page heeft
geschreven. Alsof hij niet alle aanwezige percussionisten achterover heeft
laten slaan met zijn vijf kwartier durende solo-explosie. Terry Bozzio, de
Paganini van het drumstel, twee, drie, vier muzikanten, plus een componist,
in een lijf. Onder zijn schijnbaar volstrekt onafhankelijk opererende handen
en voeten wordt een drumstel een meerstemmig instrument en wordt de
adrenaline gekanaliseerd in over elkaar vallende groeiende en krimpende
ritmische patronen.
's Anderendaags zijn we bij het Residentie Orkest opeens weer in een regulier
concert, voorzover Aïs van Iannis Xenakis, uitgevoerd door groot orkest,
slagwerk en een getroubleerde, krijsende, falsetterende Romain Bischoff,
regulier genoemd kan worden. In naar metaalbewerking klinkende akkoorden,
snijdende flageoletten en bezwerende litanieën verklankt Xenakis
de Griekse onderwereld. Daarbij vergeleken is Messiaens apocalyptische Et
exspecto resurrectionem mortuorum wel heel beschaafd, en vervalt Ginastera's
Cantata tot een excursie door een parfumfabriek.
Nog geen etmaal later biedt de Haagse zaal een heel wat minder orthodoxe
aanblik. Henry Brant, 81 jaar, grand old man van de Amerikaanse muziek,
componist van spatial music, waarbij over de concertruimte verdeelde solisten
en ensembles naast en door elkaar spelen, is andermaal te gast in Nederland.
In zijn muziek, hoe grootschalig soms ook, gaan spijker-op-de-kop-kwaliteiten
doorgaans samen met een aangename pretentieloosheid. Vooral in de bondige
muziek van Four Skeleton Pieces en The Scientific Creation of the World zijn
alle elementen - joelende zangers, ploffend slagwerk en puntige blazers -
haarfijn op elkaar afgestemd. In Pathways to Security zijn de wandelende
bariton (Tom Sol) en de van balkons neerdalende hemelklanken wel iets te dun
uitgesmeerd. Dat geldt ook voor Trajectory, het nieuwe muziekstuk dat Brant
heeft geschreven bij de gelijknamige film van Frank Diamand. Hoewel elke
connectie tussen beeld en muziek doelbewust is vermeden hebben ze toch een
grote aandacht voor kleuren en texturen gemeen, plus een opvallende, maar
nergens saaie doelloosheid.
Het Haagse Brant-concert is een voorschotje op Whoopee!, de finale van het
Slagwerkfestival, aanstaande zondag in Groningen. Daar is Brant opnieuw de
hoofdpersoon in een tien uur durende marathon met meer dan twintig stukken,
waaraan niet alleen veel slagwerk, maar tevens een groot aantal
brandweerwagens zal deelnemen.
Volgende concerten in het Slagwerkfestival: Amsterdam, 18 oktober; Den Haag,
20 oktober; Groningen, 23 oktober.
© Frits van der Waa 2006