de Volkskrant van 25-11-1994, Pagina 13, Kunst, recensie
Haitink betoont zich volleerd psychotechnicus
Tweede Symfonie van Gustav Mahler, door het Koninklijk Concertgebouworkest,
Charlotte Margiono, Jard van Nes en het Groot
Omroepkoor. Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 27 november.
Wat valt er nog toe te voegen aan de overweldigende vertolking die het
Concertgebouworkest woensdag onder Bernard Haitink gaf van Mahlers Tweede
Symfonie? Niets anders dan de uitvoering van aanstaande zondag en de reprise
die Haitink met precies dezelfde equipe over een half jaar zal geven in het
grote Mahler-feest.
Als dit concert moet worden opgevat als een voorstudie, dan is het
Concertgebouw te klein voor wat er in mei gaat gebeuren, en dan heb ik het
niet eens over de oorverdovende ovaties, maar allereerst over de peilloze
emotionele en akoestische perspectieven die Haitink wist te onthullen in het
zo bekende en toch altijd weer fascinerende werk.
Of de drieëenheid Haitink-Mahler-Concertgebouworkest inderdaad de
superieure combinatie van factoren is zal in mei aan de praktijk getoetst
kunnen worden. Dan dirigeert Haitink binnen één week drie keer
Mahler bij drie verschillende orkesten. Naast deze Tweede voert hij dan de
Derde uit met de Wiener Philharmoniker, en de Zesde met de Berliner
Philharmoniker.
Hoe het ook zij, woensdag was het vanaf de eerste seconde duidelijk dat er
een soort elektriciteit in de lucht hing. Haitink was 'thuis', en het
Concertgebouworkest speelde zich voor hem het vuur uit de sloffen, in de
laatste twee delen glorieus geflankeerd door het Groot Omroepkoor en de
zangeressen Jard van Nes en Charlotte Margiono, wier aandeel bescheiden maar
indringend was.
Wat Haitink, die temidden van de heftige woelingen optrad als een rustgevend
baken, zelfs wanneer hij zich op de kookpunten een aantal centimeters boven
het platform verhief, aan kleur, elegantie en spankracht opdiepte uit de
partituur overtrof de verwachtingen al aanzienlijk, maar nog opzienbarender
was de van meet af aan bijna visuele werking van de klankgeving, die
voortkwam uit een uitermate scherpe behandeling van de dynamiek. Zo leken de
wervelende strijkersfiguren in het derde deel als in een carroussel door het
orkest te tollen, puur door het voortdurend heen en weer zwiepen van
crescendo en decrescendo.
In het slotdeel gebeurde bijna het tegenovergestelde - een versmelting van
veraf en nabij - want daar spon Haitink welhaast onnaspeurlijke draden tussen
de musici op het podium en het het Fernorchester, dat achter de deurtjes op
de gang onder andere een surrealistische jachtstoet voorbij liet trekken.
Mahler moet bezeten zijn geweest, zo onuitputtelijk heeft hij zijn inspiratie
met emmers tegelijk in zijn partituur en over zijn toehoorders uitgestort -
klinkende hallucinaties van hemelrijken en hellekrochten die de heksensabbat
uit Berlioz' Symphonie Fantastique, waar hij overigens onmiskenbaar zijn
voordeel mee heeft gedaan, doen verbleken tot een rondje zakdoekje leggen.
Het valt niet te ontkennen dat het werk onmatig en afmattend is, maar dat
hoort nu eenmaal bij de hersenspoeling die het beoogt te zijn. Dat Haitink
hier, met de onfeilbare intuïtie van een volleerd psychotechnicus, de
achter de oren gelegen zenuwcentra onophoudelijk nieuwe, scherp gedoseerde
prikkels wist toe te dienen was al even onloochenbaar.
© Frits van der Waa 2006