de Volkskrant van 06-12-1994, Pagina 14, Kunst, recensie
Ongekende klankwerelden uit de space age
Electronic Canadians. Planetarium Artis, Amsterdam.
Elektronische composities zijn de cyborgs van de
concertpraktijk, kunstmatige klankorganismen die ontstijgen aan menselijke
beperkingen en juist daardoor tekortschieten. Springlevend zal het
fascinerende zorgenkindje wel nooit worden, uitsterven zal het evenmin.
Als het aan de IJsbreker ligt is het genre nog een glorieuze toekomst
beschoren; in het planetarium in Artis. Daar organiseert het centrum voor
hedendaagse muziek dit seizoen vier elektronische concerten, die het trots
opvoert als Serie 1 - de plaats die andere instellingen inruimen voor
Beethoven en Mahler. Terecht, want de koepelvormige zaal blijkt een ideaal
podium voor het presenteren van elektronische muziek. Er is namelijk geen
podium, en daarmee is er eindelijk een oplossing gevonden voor het probleem
dat het niet interessant is om naar een stel luidsprekers te moeten
koekeloeren: die zijn onzichtbaar weggewerkt, en vanuit de 350 in
concentrische cirkels opgestelde stoelen kijk je regelrecht de sterrenhemel
in. Een toepasselijk contrapunt voor muziek van de space age.
Maar belangrijker is nog dat de voor levende spelers ongetwijfeld
problematische akoestiek juist voortreffelijk geschikt is voor
luidsprekermuziek. De toehoorders zitten midden in het geluid, dat overal en
nergens vandaan lijkt te komen, tegelijk veraf en nabij is, en steeds
kristalhelder blijft.
De zeven Canadese elektronische composities waaruit het eerste
planetariumconcert bestond, leidden vooral tot een zekere oververzadiging.
Hoe verschillend componisten ook omgaan met het medium, toch blijkt dat elk
land of elke invloedssfeer er een eigen, gemeenschappelijke esthetiek op na
houdt. De stukken uit Canada zijn vrijwel allemaal van het waterval-type: een
continue, evoluerende stroom van vermenigvuldigd geluid.
Verder getuigen de stukken van een grote belangstelling voor de menselijke
stem, of het nu gaat om Dan Landers The Weather, een geestige
weerbericht-collage die eindigt met de woorden 'I can now with honesty say
that the worst is over', of om de elektronische klankpoëzie van Wende
Bartleys Rising Tides of Generations Lost.
Een probleem van stukken als dit laatste is dat er voortdurend wordt gespeeld
met de verstaanbaarheid van tekstfragmenten, waardoor native speakers er
ongetwijfeld meer 'betekenis' uit zullen opdiepen.
De op zichzelf boeiende en sluitende compositie van Robert Normandeau werd
ontsierd door een naar mijn smaak te postmodern hergebruik van bekend
repertoire. Wanneer je de schitterende veertiende-eeuwse polyfonie van
Perotinus door de elektronische mangel haalt komt er allicht iets moois uit,
maar het riekt naar parasiteren om je stuk daarmee te openen.
Het sterkste stuk van de avond bleek Below the Walls of Jericho, waarin Paul
Dolden een bijna visionaire evenwichtskunst uitoefent op de grens waar toon
in ruis, kleur in samenklank en individu in massa overgaat.
Voor degenen wier voorkeur uitgaat naar nobele, klassieke drieklankenmuziek
of rustgevende new age blijft het natuurlijk ketelmuziek. Maar voor wie ooit
uit nieuwsgierigheid naar wonderlijke geluiden met een kortegolfradio heeft
zitten spelen kunnen zich in het planetarium ongekende klankwerelden openen.
© Frits van der Waa 2006