Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 07-01-1995, Pagina 9, Kunst, recensie

Bruckner onversluierd

Stravinsky en Bruckner, door het Nationaal Jeugd Orkest. Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Herhaling: Utrecht (8/1) Antwerpen (9/1) en Groningen (10/1). Radio 4: 8 januari, 11.00 uur.

Dat Reinbert de Leeuw zich al een klein mensenleven lang sterk maakt voor de muziek van deze eeuw, wil niet zeggen dat alles wat daaraan vooraf is gegaan hem niet ter harte gaat. Het is, of was meer een kwestie van prioriteiten. Maar De Leeuws strijd is voor een belangrijk deel gestreden. Schönberg is geen vies woord meer. Het Concertgebouworkest heeft eindelijk een artistiek beleid waar zelfs de meest rabiate Notenkrakers van weleer vrede mee kunnen hebben.

Veronica brengt eind mei Stravinsky op de televisie in prime time, gespeeld door het Nationaal Jeugd Orkest onder niemand minder dan De Leeuw, die in hetzelfde programma de Negende Symfonie van Bruckner dirigeerde. In een dergelijke context is dat geen teken van verrechtsing of conformisme, maar zuiver een bewijs van zijn alomvattende liefde voor de muziek.

Omdat De Leeuw nooit de weg van de minste weerstand kiest, was de interne spanning die zijn Bruckner-debuut kenmerkte in zekere zin niet verrassend. In deze visie is Bruckners Negende niet in de eerste plaats een monument, maar eerder een worsteling om verkropte emoties en visionaire klankvoorstellingen in een vorm te dwingen - een werk waarin zich zelfs in de meest voluptueuze, weldadige passages onderhuidse metamorfoses afspelen, die lijken te verraden dat de noodlotscrisis voortdurend op de loer ligt.

Zo klinkt Bruckner als wegbereider voor Mahler, en hier en daar zelfs voor Stravinsky, met name op die momenten in het Adagio dat de akkoorden tot zelfstandige, naar negentiende-eeuwse maatstaven dissonante klanken lijken te stollen. Dat intrigerende conflict tussen het statische en het dynamische kwam bij De Leeuw onversluierd naar voren, mede dank zij het peil en de gedrevenheid van zijn musici. Dat sommige secties hier en daar troebel vaarwater moesten bedwingen, deed eerder toe dan af aan de spanning.

In de twee werken van Stravinsky die hieraan vooraf gingen bewoog De Leeuw het orkest tot spel op het scherp van de snede tussen strak en soepel. Solist in het Vioolconcert was Sonja van Beek, de meeste recente winnares van het Oskar Back-concours, een violiste die veel in haar mars heeft. Dat kwam er nog niet volledig uit. Haar spel was smetteloos, maar had weinig power, en ook niet de levensvreugde die het orkest wel degelijk tot klinken wist te brengen.

Het werk waarmee het NJO zijn programma opende, Stravinsky's korte, driedelige Ode, had een zo gave, fragiele schoonheid dat het zelfs na de enorme kopercascades en het beierende, euforische slot van Bruckners Negende nog onwrikbaar boven de golven uitrees.


© Frits van der Waa 2006