de Volkskrant van 18-04-1995, Pagina 9, Kunst
AMSTERDAM
Accordeonweek biedt passie, duivelskunsten en aïaïaïaï
'Als je echt accordeon wilt gaan spelen, moet je eigenlijk eerst een
auto kopen', zegt accordeoniste Astrid in 't Veld. 'Het instrument weegt
zonder koffer al een kilo of vijftien, zestien.' Ook de prijs van een
accordeon liegt er niet om. Een beetje trekharmonika komt al op een paar
duizend gulden, maar voor het soort instrumenten dat te horen is op de Tweede
Internationale IJsbreker Accordeonweek, kan dat oplopen tot een halve ton.
Verwonderlijk is dat niet, want een accordeon is een compleet handorgel,
de succesvolste telg van een familie waartoe ook het harmonium en
zelfs het feesttoetertje behoren. Bij deze instrumenten wordt de klank
voortgebracht door een doorslaande tong, een metalen lipje dat met
één uiteinde vast zit in een smal venstertje, en bij aanblazing
begint te gonzen. Een accordeon bestaat eigenlijk uit twee harmonika's met
een balg er tussen. 'Daardoor zit de dynamiek heel dicht bij je', zegt In 't
Veld. 'Dat is een principieel verschil met het orgel, waar je de
geluidssterkte niet direct kunt beënvloeden. Maar je werkt niet alleen
met de balg. De articulatie, de manier waarop je de toets indrukt, speelt ook
een grote rol.'
Hoewel het accordeon nog maar ruim anderhalve eeuw bestaat kent het een
enorme verbreiding. Wel heeft het altijd een lage sociale status gehad, maar
nu is de emancipatie in volle gang. In Nederland wordt er sinds 1961
accordeonles gegeven aan de conservatoria. En steeds meer componisten krijgen
oog voor de expressiviteit van het instrument. Toen de IJsbreker vijf jaar
geleden voor het eerst een accordeonweek organiseerde was van meet af aan
duidelijk dat er nog een tweede moest komen. In deze aflevering hebben In 't
Veld en Miny Dekkers, de twee gevierde accordeonistes die opnieuw fungeerden
als denktank, meer aandacht geschonken aan de wisselwerking tussen
eigentijdse, traditionele en zelfs 'wereld-' accordeonmuziek.
Een duidelijk voorbeeld daarvan is het speciaal voor deze gelegenheid
gecomponeerde Chamber Concerto van Tristan Keuris, waarin Miny Dekkers en
twaalf musici van het Nieuw Ensemble op gezag van de componist stoeien met
een Flamenco-achtige melodiek en Balkan-ritmes. Het stuk is een
substantiële bijdrage aan het schaarse repertoire voor accordeon en
ensemble. Niet alleen klinkt het als een klok en staat het als een huis, maar
bovenal is het accordeon behandeld als een volwaardig concert-instrument, als
een virtuoze hoofdrolspeler die zowel de kleur als de ontwikkeling van de
muziek bepaalt zonder alles naar zich toe te trekken.
Componist Mauricio Kagel, de halve Argentijn, is een componist die altijd
zijn tijd vooruit is geweest als het gaat om het combineren van stijlen. De
Tango Alemán is een glorieus verzakkende hommage aan zijn
geboorteland. Zijn meest recente accordeonwerk, Episoden, Figuren, vertolkt
door de Italiaan Teodoro Anzelotti, heeft zoals bij hem wel vaker het geval
is enigszins te lijden van een ongebreidelde ideeënvloed. Niettemin
bevat het tamelijk abstracte discours fraaie accenten, waaronder een knauwend
mondharmonika-gejank. Anzelotti is een speler van formaat, die ook minder
sterke stukken genietbaar weet te maken. Behalve de knoppen heeft hij ook de
kinbediening van de registers, het balgschudden en het
aëaëaäë-geroep in Vinko Globokars actie-compositie Dialog
über Luft perfect onder controle.
Accordeonist Stefan Hussong en pianiste Tomoko Mukaiyama laten in Bagatellen
van de Slowaakse componist Uros Rojko horen dat de combinatie van het
accordeon met een ander instrument tot schitterende resultaten kan leiden.
Rojko laat de spelers onder meer pijlsnel jongleren met twee identieke
toonhoogteparen, wat een zonderling, mondharp-achtig effect heeft.
De klank van cello en accordeon mengt wonderwel, getuige twee werken van
Isang Yun en Sofia Goebajdoelina, overigens beide bewerkingen. In zijn
Requiem, geschreven voor dezelfde combinatie, bereikt Boudewijn Tarenskeen
met een uiterst karige opeenvolging van akkoorden een bijna té
ingehouden, maar toch mystieke verstilling.
Wat ontbreekt er toch aan de gecomponeerde muziek? De zoen die de Argentijn
Dino Saluzzi bij zijn opkomst op zijn bandoneón drukt spreekt
boekdelen. Passie. Zijn muziek klinkt als een vloed die haar oorsprong heeft
in zijn omvangrijke buik, maar waarvan hij alleen de golftoppen hoorbaar
maakt.
Al even enerverend is het optreden van improvisator Jean Louis Matinier, al
jagen hij en zijn bentgenoten in dezelfde tijd naar schatting honderdmaal zo
veel noten door hun smeltkroes van stijlen. Maar Matiniers duivelskunsten
worden nog overtroffen door die van zijn slagwerker. Carlo Rizzi, de Paganini
van de tamboerijn, die één vel laat klinken als een compleet
drumstel. Wordt het geen tijd voor een Tamboerijnweek?
© Frits van der Waa 2006