de Volkskrant van 26-06-1995, Pagina 11, Kunst, recensie
Elke Stockhausen verrast, maar niet altijd op aangename wijze
Stockhausen-retrospectief. Concerten door Ellen Corver en Sepp
Grotenhuis, Bernhard Wambach, Andreas Boettger, Fred Rensch, Simon
Stockhausen en het Asko Ensemble o.l.v. Stefan Asbury. Beurs van Berlage,
Amsterdam.
Eigenlijk heeft het retrospectief dat het Holland Festival dit jaar aan het
werk van Karlheinz Stockhausen wijdt een betekenis die vergelijkbaar is met
die van het Mahlerfeest - niet dat van 1995, maar van 1920. Mahler zou in dat
jaar 60 geworden zijn, Stockhausen is nu 66. Al valt er wel het een en ander
af te dingen op de vergelijking. Anders dan Mahler kan Stockhausen er zelf
bij zijn. Anders dan Mahler geldt hij al een half leven lang als een van de
Grootste Componisten van de eeuw. En anders dan destijds bij Mahler komt er
hier maar een betrekkelijk klein deel van zijn werk tot klinken. Want
Stockhausens produktiviteit slaat die van Mahler met stukken.
Vanavond vindt het feest zijn bekroning met de verwerkelijking van het
jongste visioen van de Meester, een drietal uitvoeringen van het nieuwe
Helikopter-Streichquartett, ergens boven de Westergasfabriek. Misschien dat
dan de feestvreugde zal toeslaan die het de afgelopen dagen enigszins moest
afleggen tegen de devotie die de drie stemmige, matig bezochte concerten in
de grote zaal van De Beurs domineerde.
De componist zelf stond achter de mengpanelen borg voor uitvoeringen van
onberispelijk niveau, en voorzag enkele werken van gedegen, heldere
inleidingen.
Het wonderlijke, zelfs paradoxale aan Stockhausens werk is de vermenging van
utopie en regelgeving. Misschien is het streven naar ultieme beheersbaarheid
wel het meest utopische aspect van zijn werk. Zijn perfectionisme maakt dat
uitvoeringen van zijn werk nagenoeg elke spontaniteit ontberen, maar daar
staat tegenover dat geen enkele andere componist over zo'n verbazingwekkende
fantasie beschikt en daarbij in staat is die in een logische, hanteerbare
vorm te gieten. Stockhausen herhaalt zichzelf niet. Elk werk is een
verrassing, zij het niet altijd een aangename.
Bij vroege werken als Kreuzspiel en Kontra-Punkte is het weliswaar nodig je
in gedachten naar het begin van de jaren vijftig te verplaatsen om die
verrassing te ervaren, maar dat doet niets af aan de enorme helderheid en
precisie ervan, die nu klassicistisch en zelfs on-Duits aandoet, zeker
vergeleken bij latere scheppingen van Stockhausen.
Illustratief voor dat laatste is de Nasenflügeltanz, het meest recente
werk in deze drie programma's. Stockhausen heeft dit grote orkeststuk uit
1983 later bewerkt tot een duet voor zijn synthesizerspelende zoon Simon en
slagwerker Andreas Boettger. De fascinatie die het uitoefent heeft
tegelijkertijd iets afstotelijks, zoals je je ogen niet kunt losmaken van een
fles met een siamese tweeling op sterk water.
Ook Mantra voor twee piano's neigt tot een zekere overmaat, maar dat is meer
een kwestie van hoeveelheid. Het stuk duurt bijna vijf kwartier, en hoewel de
door ringmodulatoren hevig vervreemde klank van de vleugels een bijna
hallucinerende werking heeft is het kunstje op den duur aan slijtage
onderhevig. Aan de adembenemende uitvoering van Ellen Corver en Sepp
Grotenhuis deed dat overigens niets af.
Terwijl Mantra door de grote nadruk op het manipuleren van de klank enigszins
in de materie blijft steken voert Kontakte uit 1959, misschien wel het meest
op manipulatie gebaseerde stuk van Stockhausen, juist lijnrecht naar het
bovenaardse. De tocht door de elektronische galaxis, waarvan de bewegende
weefsels, kleuren en objecten zelfs na 35 jaar nog verbazen door hun rijkdom,
wordt ogenschijnlijk van de grond af geleid door een pianist en een
slagwerker. Want zonder beneden kan er ook geen boven zijn - een denkbeeld
dat in de symbolische vorm van Kontakte waarschijnlijk beter tot uitdrukking
komt dan in de wel heel letterlijke gestalte die Stockhausen het vandaag mag
geven.
© Frits van der Waa 2006