Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 28-08-1995, Pagina 11, Kunst, recensie

Festival Oude Muziek springt moeiteloos heen en weer van toen naar nu en van godsvrucht naar leut
Aangolvende stemmen die doordringen tot in het beendergestel

Opnieuw is Utrecht herschapen in een jaarmarkt waar ogen en oren te kort schieten, waar devotie en zotternij, traditie en vernieuwing, juwelen en prullaria uit verre en nabije landen en verledens naast elkaar kunnen worden aangetroffen. Het Festival Oude Muziek is weer begonnen.

Met maar liefst negen festivalthema's lijkt de programmering ongebreidelder dan ooit. Nadat 'Oude Muziek' zich een aantal jaren geleden ontfermde over de niet-Westerse muziek is nu met het thema 'Oud en Nieuw' ook de muziek van deze eeuw bij het festival ingelijfd.

Toch is er iets dat alle ingrediënten van het programma, hoe ongelijksoortig ook, bijeenhoudt. Want in vrijwel alle concerten is de hoofdrol weggelegd voor het wonderlijkste, veelzijdigste, alleroudste en meest vergankelijke muziekinstrument: de menselijke stem.

Het festival opende vrijdag dan ook met de 'Nacht van de Stem', een vocaal marathonconcert, daadkrachtig gepresenteerd door Han Reiziger, waarvan de VPRO-radio vanavond van acht tot twaalf een uittreksel uitzendt. Zeven uur lang gonsde het in het Utrechtse Muziekcentrum van vertrouwde en verbazende stemgeluiden.

Tegenover wondere spelingen der natuur, zoals de negentienjarige Max Emanuel Cencic, die er dank zij 'een speciale zangtechniek' in is geslaagd zijn jongenssopraan in stand te houden, stonden de niet minder fascinerende Siberische geluiden van Gennadi Tumat en zijn boventoonzangers. Naast de gecultiveerde solostemmen van Susan Narucki en Catherine Bott klonk de schelle ensemblezang van Sanacore, vier dames die zich hebben toegelegd op de Italiaanse volkspolyfonie.

De Pakistaanse soefi-zangeres Alida Parveen, met een stem waarin je vanaf de eerste seconde kopje onder gaat, dwong de zaal in een oogwenk aan haar voeten. De Belgische bariton Michel Verschaeve daarentegen oogstte met een aanvechtbare en pompeuze vertolking van Sébastien de Brossards Les misères humaines warempel enig boe-geroep. Het Oude Muziek-publiek, doorgaans op het kritiekloze af welwillend, laat zich kennelijk niet alles door de strot duwen.

De moderne muziek voegde zich als vanzelfsprekend in dit bonte geheel, al was het opvallend dat het gecomponeerd uit de rails lopen van You're my Fairy Queen Dearest, een kort stuk van Gilius van Bergeijk, al in een heel vroeg stadium tot een onbedaarlijk gelach leidde. De zingende pianiste Tomoko Mukaiyama bracht desondanks de teloorgang van de schoonheid op perfecte wijze tot klinken.

Toch is, ook in de context van zo'n marathon, de werkelijk oude muziek het meest indrukwekkend. En het is juist de stem die dan moeiteloos een afstand van vele eeuwen weet te overbruggen. Dat geldt voor Benjamin Bagby, de twintigste-eeuwse bard, die met zijn grommend, zingzeggend reciet van het Edda-epos, afgestoken in onverstaanbaar en toch mededeelzaam oud-Noors, rechtstreeks per tijdmachine van de vroege middeleeuwen naar Utrecht getransporteerd lijkt te zijn.

Voor het Amerikaanse a cappella-koor Pomerium geldt iets dergelijks, zij het dan op een minder aards niveau. Het transparante, perfect op elkaar afgestemde samenspel van lijnen en harmonieën dat het ensemble bereikt in zijn Dufay-vertolkingen is van een even vluchtige als eeuwigdurende schoonheid. Dat is natuurlijk evenzeer de verdienste van Guillaume Dufay (ca. 1400-1477), een van de grootste en veelzijdigste componisten van de Renaissance, wiens werk in deze aflevering van het Festival uitgebreid aan bod komt. Dufays verweving van stemmen is nu eens verfijnd en bloemrijk, zoals in zijn driestemmige Missa Sancti Anthonii de Padua, dan weer triomfantelijk en glorieus, zoals in het motet Ecclesie militantis. Het is muziek die, ondanks de triomfen van de Oude Muziek, nog altijd veel te weinig gehoord wordt. Weliswaar is een flink deel van Dufay's oeuvre op cd te beluisteren, maar juist deze muziek - alle vocale muziek, in feite - wordt door het inblikken gedeeltelijk beroofd van haar ziel.

Zo was een van de meest wezenlijke aspecten van het optreden van het Moscow Patriarchate Choir iets dat door geen luidspreker kan worden teweeggebracht - een van alle kanten aangolvend robuust basgeluid met een resonantie die zich via het trommelvlies aan het gehele beendergestel meedeelt. Het koor liet in dit concert de veelheid aan stijlen binnen de Russische kerkmuziek horen, van nauw aan het Gregoriaans gelieerde eenstemmigheid tot complexe meerstemmige gezangen, vol ongebruikelijke samenklanken en adembenemende dissonanten.

Zoals altijd bij het Festival Oude Muziek is de luisteraar weinig meer dan een koffiepauze gegund om de genoten godsvrucht te verteren. De overgang van het heilige naar het melige is abrupt: voor je het weet zit je tussen de zingende honden en katten, de dronken Duitsers en de kwetterende marktkoopvrouwen die de 16de-eeuwse Italiaanse madrigaalkomedies bevolken.

Het Concerto Italiano stortte zich met overgave en doorgaans toepasselijke losheid in dit vlinderlichte tijdverdrijf, dat deze week een vervolg krijgt in twee theaterprodukties van Franse bodem. Leut en vertier, meer is het niet, maar het is altijd aardig eraan herinnerd te worden dat er ook in het verre verleden heel wat werd afgelachen. En het enige dat dat gelach opnieuw tot leven kan brengen is, alweer, de stem.


© Frits van der Waa 2006