de Volkskrant van 18-09-1995, Pagina 11, Kunst, recensie
Sanderling toont zich ware alchemist bij Gergjev's RPhO
Haydn, Ravel en Sjostakovitsj, door het Rotterdams Philharmonisch
Orkest en Louis Lortie olv Kurt Sanderling. De Doelen, Rotterdam.
Lutoslawski, Schumann en Sjostakovitsj, door het Residentie Orkest en Gregor
Horsch olv Jerzy Semkow. Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Herhaling
(Sjostakovitsj): 19 september.
De Zesde Symfonie van Sjostakovitsj is een stuk als een Januskop. Met zijn
lange, bijna meditatieve openingsdeel, onverhoeds gevolgd door een kort,
brutaal Allegro en een nog korter en brutaler Presto, herbergt het een
onverzoenlijke tegenstelling, die indruist tegen alle muzikale traditie en
logica. Toch is dat ongetwijfeld met opzet gedaan. Op de laatste pagina's
drijft Sjostakovitsj de tegenstrijdigheid nog eens op de spits met
knetterende fanfaremuziek die zo ordinair is dat het ten hemel schreiend is.
Er is maar één manier om deze zonderlinge incongruentie te lijf
te gaan, en dat is haar te benadrukken. Als een uitvoering van de Zesde niet
een ongemakkelijk gevoel nalaat bij de luisteraar is ze niet geslaagd.
Toch is het niet eenvoudig om aan te geven waarom van de twee Zesdes die de
afgelopen dagen in Rotterdam en Den Haag klonken de ene slechts een
afschaduwing van de andere leek. Toevallig (maar in een concertpraktijk
waarin vrijwel dagelijks muziek van Sjostakovitsj wordt uitgevoerd
statistisch volstrekt verklaarbaar) stond het werk zowel bij het Rotterdams
Philharmonisch Orkest als bij het Residentie Orkest op het programma.
Waarom verbleekte de toch alleszins behartigenswaardige uitvoering van de
Hagenaars zo naast de adembenemende vertolking van het Rotterdamse Orkest?
Goed, de veteraan Kurt Sanderling is ongetwijfeld een sterkere
persoonlijkheid dan de Pool Jerzy Semkow, maar daaraan alleen kon het niet
liggen. De akoestiek van de Doelen is gunstiger dan die van de Dr. Anton
Philipszaal, maar het is geen wereld van verschil. Het RPhO heeft misschien
betere blazers, maar vlak die van het RO ook niet uit.
Het wezenlijke onderscheid heeft eerder te maken met twee afwezige
personages, allebei Russen, namelijk de chef-dirigenten van beide orkesten.
In Rotterdam woei de hete adem van Valeri Gergjev over Sanderlings schouder.
In Den Haag zwaaide de flamboyante Evgeni Svetlanov een stokje mee. Maar de
reus Gergjev - die over twee weken zijn debuut als chef maakt - blijkt
tijdens zijn vele gastdirigentschappen een blijvender en wezenlijker stempel
op zijn orkest te hebben gedrukt dan de reus Svetlanov.
De Haagse muzikanten handhaafden vooral de uiterlijke kant van dit stempel,
met een sensuele, golvende expressiviteit, die Semkow uitstekend benutte,
maar niet wist te ontdoen van haar oppervlakkigheid, zodat vooral die razende
Radetzkymars-ritmes in het slotdeel hun dubbele bodem ontbeerden.
De sporen die Gergjev in Rotterdam heeft achtergelaten reiken daarentegen tot
in de diepste vezels van het orkest. Dat Sjostakovitsj' 'verzwegen' emoties,
zijn duivelse harmonische omschakelingen en mixturen, en zijn bewust
overspannen opgewektheid zo indringend tot hun recht kwamen, getuigt van een
collectieve visie op deze muziek. Ook de vele solistische passages waarvan
het wemelt in de Zesde waren doortrokken van een en dezelfde geest. Maar er
moet wel een katalysator van het type Sanderling aan te pas komen om zulke
krachten in de hand te houden. Ook in zijn spirituele benadering van Haydns
Symfonie nr.39 en zijn soepele verstandhouding met pianist Louis Lortie in
Ravels linkerhand-concert betoonde de 83-jarige dirigent zich een ware
alchimist.
© Frits van der Waa 2006