de Volkskrant van 09-10-1995, Pagina 9, Kunst, recensie
Ensembles en orkesten vieren premièrefeest
Ensemble InterContemporain en het Concertgebouworkest. Amsterdam,
Concertgebouw.
Schönberg Ensemble en het Radio Symfonie Orkest. Amsterdam,
Concertgebouw. Radio 4: 13 oktober.
Het concertseizoen '95/'96 is als een spijkerbed: het is ondoenlijk er de
absolute pieken in aan te geven. Alleen dit weekeinde al beleefden zeven
grote en kleine meesterwerken hun première of een verdiende reprise.
In beide programma's trad zowel een orkest als een ensemble voor hedendaagse
muziek aan, en bovendien vond dit alles ook nog eens plaats onder
auspiciën van Groten dezer Muziekwereld.
Pierre Boulez zat vrijdag hoog achter het podium van het Concertgebouw
goedkeurend te knikken tijdens de uitvoering van zijn Domaines. Daags daarop
werd de Nederlandse première van Olivier Messiaens laatste compositie,
Concerto à Quatre, geautoriseerd door het aandeel van de pianiste
Yvonne Loriod, weduwe van de componist. Bij die gelegenheid was een dirigent
in het spel wiens naam synoniem is met intensiteit en actualiteit, of het nu
om muziek van nu of van vroeger gaat: Reinbert de Leeuw. De Matinee die hij
dirigeerde viel buiten het kader van zijn Carte Blanche-programma's, maar
sluit volkomen aan bij het concert dat hij 22 oktober in die serie geeft. Ook
dan klinkt er Vivier en Messiaen.
Het was een feest van kleuren dat De Leeuw aanrichtte, met het Schönberg
Ensemble en het Radio Symfonie Orkest. Het zonderlinge Bouchara, waarin
Claude Vivier vanuit een kale, twee- of driestemmige muziek door wonderlijke
verdubbelingen en toevoegingen tot ongehoorde timbres komt, kreeg vooral
dankzij sopraan Susan Narucki een indringende schoonheid.
Messiaens Concerto à quatre, waarin piano, fluit, hobo, en cello het
beurtelings opnemen tegen het orkest, is toch nog weer recenter dan Eclairs
sur l'au-delà dat tot op heden als het laatste werk gold van de in '92
overleden componist. Het stuk kan beschouwd worden als de ultieme
samenvatting van Messiaens idioom, maar omdat dit voor vrijwel al zijn
composities geldt is dat niet verrassend. Niettemin heeft het een
overzichtelijker, minder wijdlopige gedaante dan andere.
Met Henri Dutilleux' Tweede Symfonie uit 1960 kreeg het concert een glorieuze
bekroning, die noopte tot nadenken over begrippen als 'modern', en
'tijdloos'. Het valt onmogelijk te bewijzen, maar het zou best kunnen dat het
werk, geschreven voor een combinatie van orkest en ensemble, nu 'moderner'
klonk dan 35 jaar geleden - niet alleen door de grote schoonmaakactiviteiten
van De Leeuw, maar ook door de werking van de muziekgeschiedenis. Ontlenen en
terugblikken is weer respectabel. De nu bijna 80-jarige Dutilleux (wiens werk
nog ruimschoots aan bod komt in komende Matinees) mag dan veel van Messiaen,
Stravinsky en anderen gebruiken, wat telt is wat hij er mee doet: het
opbouwen van een meeslepende, voortdurend tussen de polen 'variëteit' en
'samenhang' bewegende constructie, die ook nog prachtig is
geïnstrumenteerd.
Het Concertgebouworkest opende vrijdag zijn première-serie onder
aanvoering van David Robertson, leider van het Parijse Ensemble
InterContemporain, dat de eerste helft van het programma uitvoerde. Het was
een avond van gigantische contrasten. Die bereikten hun hoogtepunt in Carters
Partita, een vitaal orkestwerk dat zich laat beluisteren als een maalstroom
van ritmische explosies, ijle luwtes en extreme sololijnen. Vergeleken
daarbij was het recente, ook niet kinderachtige Pianoconcert van Jan van
Vlijmen een kaarsrecht kanaal, waardoor echter ook nog veel zware metalen
naar de zee vloeiden.
Het orkest realiseerde de stukken met grote inzet, waarbij Robertson de klank
goed in balans en zelfs binnen de perken wist te houden. Toch kan zo'n
veelkoppig ensemble nooit zulke fijngeslepen, wendbare klanken voortbrengen
als het Ensemble InterContemporain, dat het op zichzelf al met een scherp oor
gecomponeerde Boyl van de 38-jarige Noor Wallin nog eens extra oppoetste. En
de kleine porties noten die klarinet-acrobaat André Trouttet
ronddeelde over het in zes groepjes opgedeelde ensemble van Domaines waren
nog welsprekender dan Carters troepenbewegingen. Maar om met
één handjevol tonen zo veel te doen moet je natuurlijk wel
Boulez heten.
© Frits van der Waa 2006