de Volkskrant van 21-10-1995, Pagina 11, Kunst, recensie
Ponist Raaijmakers ontluistert Hermans
Hermans' Hand, van Dick Raaijmakers; Theatergroep Hollandia. Theater
a/h Spui, Den Haag. Den Haag (21/10), Haarlem (8 t/m 26/11).
Het werk van componist Dick Raaijmakers heeft alles met muziek te maken, maar
het is geen muziek. Voor wat hij doet is geen naam. Het is eerder poneren dan
com-poneren, en daarom zouden we hem een 'ponist' kunnen noemen. Hij brengt
de toeschouwer in een bepaalde positie ten opzichte van iets dat weinig meer
is dan de werkelijkheid.
Dat iets is ook altijd weinig. Nietige geluiden, onbetekenende
gebeurtenissen. Maar Raaijmakers legt ze onder een vergrootglas, zodat ze
indrukwekkende proporties aannemen. Hij hanteert microfoons als
geluidsmicroscopen, en het theatrale vocabulaire waarvan hij zich bedient
heeft als hoofddoel het vergroten van de simpele waarneming, en speciaal die
van de tijd.
De tweede aflevering van het Haagse Festival in de Branding is vrijwel geheel
gewijd aan het eigenzinnige, onherhaalbare werk van de nu 65-jarige denker.
Raaijmakers' oeuvre is in essentie een work in progress. Hij heeft deze
gelegenheid dan ook aangegrepen om twee nieuwe theaterstukken te realiseren.
Volgende week beleeft een groot muziektheaterwerk, Scheuer im Haag, twee
uitvoeringen in het Koninklijk Conservatorium, en afgelopen donderdag ging
Hermans' Hand in première. Hermans' Hand is zowel een hommage aan W.F.
Hermans als een postume voortzetting van de polemische verhouding die de in
april overleden schrijver en Raaijmakers onderhielden. De voorstelling draait
om het moment waarop Hermans op een rommelmarkt zijn hand uitstrekt naar een
oude schrijfmachine, dit gecombineerd met het eveneens op waarheid berustende
gegeven dat de schrijver eens zijn hand blesseerde. Maar het centrale motief
is in feite het thema dat als een idee fixe telkens weer terugkeert in
Raaijmakers' werk: dat van de val. De val van Hermans wordt in de derde akte
met behulp van een oude stoommachine tot een bijna eindeloze beweging
vertraagd, terwijl boven in het toneelbeeld een andere Hermans met
engelenvleugels, tutu en spitzen opwarmende bewegingen maakt. Onder het
vergrootglas van Raaijmakers krijgt de simpele gebeurtenis een reikwijdte die
bij de toeschouwer vermoedens van een symbolische betekenis losmaakt. Er
schemert iets door van een streven naar het hogere, van een zondeval
wellicht. Maar het mooie en elegante is dat deze vermoedens nooit volledig
worden bevestigd .
Ook de eerste akte speelt zich af in slow motion. Hermans (zo perfect
nagespeeld door Hans Dagelet dat hij vrijwel in den vleze aanwezig lijkt) en
zijn metgezel 'wandelen' door de regen en worden enkele malen bespat door
langsscheurende auto's. De tweede episode is grotesk in zijn realisme. Het
is een volmaakt geplaybackt interview met Hermans, dat overtuigend aantoont
dat de schrijver, met zijn onverholen zelfingenomenheid en zijn giftige
opmerkingen, in feite zijn eigen karikatuur was.
Raaijmakers' observaties zijn tegelijkertijd ontluisterend en ontroerend,
zowel van een diepe ernst als uitermate geestig. Deze dubbelzinnigheid krijgt
een schitterend hoogtepunt in de korte epiloog, waarin Hermans, opgestaan na
zijn val, een swingend dansje uitvoert, en af en toe een blik omhoog werpt om
te zien of hij wel in de pas is met zijn engelbewaarder. Im-ponerend.
© Frits van der Waa 2006