de Volkskrant van 11-12-1995, Pagina 8, Kunst, recensie
Klankvisioenen van Ten Holt zijn voortdurend proces van recycling
Glass, Cage, Groeneveld en Ten Holt, door Polo de Haas, Kees Wieringa
en Borg Diem Groeneveld. Beurs van Berlage, Amsterdam.
De opkomst van de repetitieve, of minimal muziek aan het begin van de jaren
zeventig bracht een enorme schok teweeg. Wat een openbaring: muziek die zich
zo langzaam ontwikkelde dat de klank als het ware onder een vergrootglas kwam
te liggen, die zo statisch was dat elke verandering zich voordeed als een
gebeurtenis, en die door zijn bezwerende herhalingen bij daarvoor
ontvankelijke luisteraars een onderdompeling in het Al bewerkstelligde.
Het probleem van de minimal music was dat het genre, in wezen een vorm van
muzikaal navelstaren, geen werkelijke ontwikkeling toeliet zonder zich van
zijn oorspronkelijke uitgangspunt te verwijderen. Het werk van de Nederlandse
componist Simeon ten Holt was in dat opzicht een interessante deviatie van de
minimal-norm. Zijn eerste grote compositie in dit genre was Canto Ostinato
(1979) voor vier piano's, een urenlange verkenning van de rekbaarheid van
texturen en traditionele akkoordverbindingen, opgehangen aan het raamwerk van
een voortdurend volgehouden ritmisch patroon, waaruit van tijd tot tijd
stuwende, quasi-romantische harmonieën opbloeiden.
Het probleem van de muziek die Ten Holt daarna gecomponeerd heeft, is
hetzelfde als dat van de minimal music in enge zin. Hij heeft het concept
niet verder ontwikkeld. Al zijn stukken zijn geschreven voor een, twee of
vier piano's; de maatsoort en de akkoordverbindingen variëren per
compositie; maar het zijn niet meer dan variaties op het aloude thema.
Zo ook zijn jongste werk, Schaduw noch prooi, dat vrijdag tot klinken kwam
onder handen van Polo de Haas en Kees Wieringa.
Als meditatief getinte voorgerechten bij de hoofdschotel van Ten Holt
fungeerden Modern love waltz, een werkje van Philip Glass, de Suite for toy
piano van John Cage, en een bijdrage van boventoon-zanger Borg Diem
Groeneveld. De twee laatstgenoemde onderdelen werden per microfoon versterkt,
wat me vooral bij de speelgoedpiano een principiële fout leek.
In Schaduw noch prooi heeft Ten Holt dit maal een ritmisch patroon van elf
zestienden in stelling gebracht, dat hij invult met nauw verweven canons
tussen de vier handen. Door het hoge tempo en het accentueren van hoofdnoten
ontstaat een vreemde spanning tussen wat waargenomen wordt als akkoorden en
de chromatische nevel die daaromheen hangt. Het asymmetrische ritme heeft
dezelfde ongrijpbaarheid, iets onrustigs, dat pogingen om in hoger sferen te
geraken in de weg staat.
Ten Holts klankvisioenen, en vooral de manier waarop hij de verschillende
harmonieën met elkaar verdunt, zijn bepaald intrigerend. Maar de gestage
registerwisselingen en het uitdijen en inkrimpen van de texturen kunnen de
indruk niet wegnemen dat ook de grote vorm van het ruim een uur durende stuk
gebaseerd is op een voortdurend proces van recycling. Het enige wat rest, is
bewondering voor beide pianisten die met zo'n ijzeren concentratie het spoor
blijven volgen, en het vermoeden dat het spannender is deze muziek uit te
voeren dan haar te beluisteren.
© Frits van der Waa 2006