de Volkskrant van 15-01-1996, Pagina 10, Kunst, recensie
Na zwevende Goebajdoelina zinkt Tippett als een steen
Goebajdoelina en Tippett, door het Radio Symfonie Orkest, Groot
Omroepkoor, David Geringas en vocale solisten o.l.v. Richard Dufallo.
Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 19 januari, 20.02 uur.
In het Concertgebouw werd zaterdagmiddag in één en dezelfde
Matinee hoorbaar hoe je met een cello naar de hemel kunt reiken én hoe
je nobele gedachten kunt bedelven onder een vracht vreugdeloze tonen.
Prikkelende combinaties zijn bijna een traditie bij de Matinee-programma's,
maar sinds de VARA-denktank wordt geleid door André Hebbelinck zijn de
contrasten markanter dan ooit. De mentale reuzenzwaai die dirigent Richard
Dufallo, het Radio Symfonie Orkest én het publiek moesten maken bij
dit concert was wel erg groot. Sofia Goebajdoelina's in 1993 gecomponeerde
Und: Das Fest ist in vollem Gang, voor cello en orkest, verhoudt zich
namelijk tot het tussen 1939 en 1941 ontstane oratorium A Child of Our Time
van Sir Michael Tippett als een zweefvliegtuig tot een tientonner.
De Russische componiste Sofia Goebajdoelina (nee, niet die van vorige week,
dat was Oestvolskaja) paart in haar eendelige celloconcert opnieuw
meesterschap over lijn en kleur aan een innemende exploratiedrift. Mompelend
tromgeroffel, bijgekleurd met clavecimbelklanken, floersige sluiers van
glissandi, en lichtende harp- en klokketonen vormen de inleiding, die zich
laat beluisteren als een tocht uit het donker naar het licht en die daarmee
een voorafschaduwing is van het hele werk.
De cellopartij, indringend vertolkt door David Geringas, spint zich voort in
schreden van een halve toon, die doorkruist worden met geleidelijk groter
wordende sprongen. De solist en het orkest zijn zo dikwijls afzonderlijk aan
het woord, dat de muziek eerder het karakter heeft van een beurtzang dan van
een samenspraak, al treedt er op den duur een zekere toenadering op. Na een
pijnlijke confrontatie waarin de cello ten slotte het hoofd buigt voor
mokerende paukeslagen komt er in een passage vol wonderschone trombonekwinten
een kortstondige eendracht tot stand, die teloor gaat in een daverend
crescendo. De solist blijft eenzaam over, wijst het orkest de weg naar het
licht van glockenspiel en fluiten, verdampt in flonkerende flageoletten, maar
keert uiteindelijk terug naar de diepte.
Na deze kleine openbaring van minder dan een half uur volgde iets wat ik heb
ondergaan als een nijpende beproeving. Michael Tippett (96) schreef zijn
oratorium A Child of Our Time aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog.
Het stuk, Tippetts bekendste werk, is een duidelijke aanklacht tegen
rassenhaat en onderdrukking, alsook een bede om hoop. De intentie is boven
alle kritiek verheven, de muzikale uitwerking, getoonzet in een idioom dat
met enige welwillendheid als neo-Barok omschreven kan worden, is dat helaas
niet. Ook de uitvoerenden leken deze mening toegedaan, gezien de
gedisciplineerde rechtlijnigheid waarmee ze Tippetts gekunstelde fugato's,
academische arioso's en van elke swing gespeende spirituals in elkaar pasten.
Sopraan Roberta Alexander en alt Jard van Nes brachten nog enige klaarte in
de woekering van ongemotiveerde chromatische wendingen die al gauw als een
steen op de maag liggen.
Wat deze combinatie van stukken nu wilde zeggen is me nog altijd onduidelijk,
of het moest zijn dat Goebajdoelina meer doet met één halve
toon dan Tippett met tachtig.
© Frits van der Waa 2006