de Volkskrant van 19-02-1996, Pagina 11, Kunst, recensie
James Bowman laat stereotiep als nieuw klinken
Händel, door The King's Consort en James Bowman. Muziekcentrum
Vredenburg, Utrecht.
Als hij zijn mond dicht houdt, heeft James Bowman werkelijk niets van een
ster-zanger, eerder van een vriendelijke Joris Goedbloed. Het maakt hem
alleen maar beminnelijker. Bowman, om en nabij 's werelds meest gevierde
countertenor, kreeg zaterdag het publiek van het Utrechtse Muziekcentrum
Vredenburg aan zijn voeten, in nauwe samenwerking met The King's Consort en
Georg Friedrich Händel.
Aanvankelijk leek de keus die hij had gemaakt uit Händels werk wat
eenzijdig geöriënteerd op aria's vol weemoed en droefenis: emoties
die zich gemakkelijk laten associëren met het weke, fluwelen
countertenor-timbre. Maar ten slotte liet hij horen dat hij wel meer noten op
zijn zang heeft. De aria Venti turbini uit de opera Rinaldo is een waar
bravura-stuk, vol verbittering en wraakzucht, verklankt in razendsnelle
fiorituren door het ganse register.
Meer nog dan door zijn virtuoziteit imponeert Bowman evenwel door zijn
volstrekte identificatie met de tekst. Dit is geen zanger van nootjes, maar
van woorden, van ideeën, iemand die alle stereotiepe gedachtengangen
weer als nieuw laat klinken.
Daar was Händel trouwens ook niet slecht in. Weliswaar doet zijn muziek
af en toe aan als een wedren met het routineuze, toch weet hij die altijd
weer op het nippertje te winnen, al is het maar met behulp van een kleurrijke
instrumentatie. Dat aspect was zowel in de aria's als in de twee concerti
grossi bij Robert King en zijn musici in zeer goede handen. Zo is de
versmelting van twee blokfluiten en gedempte strijkers in de aria Deh! Non
dir zo compleet dat je onwillekeurig het podium afspeurt, op zoek naar dat
ene, niet-bestaande instrument.
Dikwijls is het iets geheimzinnigs, ergens in de middenstemmen, dat tot zulke
zoektochten leidt, en de kern van het mysterieuze geluid blijkt dan vrijwel
steeds de fagot te zijn. Temidden van dit uitgelezen gezelschap muzikanten
vormen die fagotblazer en die eerste hoboïste een klasse apart.
Hoewel het samenspel in de langzame delen soms een wat zwemmerige indruk
maakte, werd er onder leiding van maestro al cembalo Robert King op hoog
niveau gemusiceerd. De enige kanttekening die er bij te maken viel was dat
het allemaal wel erg Engels klonk - uit je dak gaan is er niet bij, zelfs
niet bij Bowman. Maar dat is nu eenmaal 's lands wijs, en zeker als het gaat
om een componist die het grootste deel van zijn leven in Engeland doorbracht,
valt daar weinig op af te dingen.
© Frits van der Waa 2006