de Volkskrant van 26-02-1996, Pagina 9, Kunst, recensie
Margiono schuil achter orkestrale spierballen
Werken van Richard Strauss, door het Nederlands Philharmonisch Orkest
en Charlotte Margiono olv Hartmut Haenchen. Concertgebouw, Amsterdam.
Herhaling: Amsterdam (26/2).
'Vuur de koperblazers nooit aan; geef hooguit een kort knikje om een
belangrijke inzet aan te geven', luidt de vierde van 'Tien Gouden Regels' die
Richard Strauss eens voor een jonge dirigent op een rijtje zette. Zou Hartmut
Haenchen kennis hebben genomen van deze leerzame kost? De erupties die
donderdag tijdens Tod und Verklärung opstegen uit het Nederlands
Philharmonisch Orkest deden anders vermoeden. Toegegeven, Haenchens
interpretatie had zoveel warmte en kleur dat het lauwe halfduister van de
Grote Zaal er bijna door verdreven werd.
Voor een programma met achtereenvolgens Strauss, Strauss en Strauss,
gedirigeerd door een man die een duidelijke affiniteit met Strauss heeft, was
het resultaat teleurstellend. De Vier letzte Lieder, gezongen door Charlotte
Margiono, kwamen niet uit boven een onbestemde oorstrelendheid. Margiono mag
een van de mooiste stemmen van de wereld hebben, de luidste is hij zeker
niet. Daarentegen is de onderkant van het dynamische spectrum bij het NedPhO
weinig ontwikkeld. Geen wonder, als je bedenkt dat het orkest zich bij zijn
vele operabegeleidingen de blubber moet werken om nog iets tot stand te
brengen in de beroerde akoestiek van het Muziektheater.
De expressie en nuancering die Margiono in haar voordracht legde had een
bijna kamermuzikale toets. Het siert de zangeres dat ze haar ranke, zuivere
stemgeluid geen geweld aandoet, maar daardoor blijft het wel heel bescheiden
en verdwijnt menigmaal achter de musculatuur van het orkest.
Op zulke momenten valt ook de componist Strauss ongenadig door de mand. Bij
echte grote componisten is de muziek nooit in die mate afhankelijk van de
manier waarop ze wordt uitgevoerd. Bach kun je op een wasbord spelen, Mozart
op ocarina, Mahler op harmonium, het blijft altijd overeind - maar Strauss
ontstijgt zelfs bij Haenchen niet aan zinledigheid en schoonschijn.
De Symfonische Fantasie uit Die Frau ohne Schatten maakte eveneens een wat
smoezelige, ongeprofileerde indruk. En zo te zien zondigde Haenchen ook tegen
Strauss' tweede gebod: 'Zweet niet tijdens het dirigeren; alleen het publiek
hoort het warm te krijgen.'
© Frits van der Waa 2006