de Volkskrant van 18-03-1996, Pagina 11, Kunst, recensie
Hoofdprijs Schevenings concours voor virtuoze maar saaie Piet
Finaleconcerten Scheveningen Internationaal Muziek Concours. In
Kurhaus, Scheveningen.
De uitslag van het Scheveningen Internationaal Muziek Concours 1996 roept
weer de vraag op die de zin van dit soort competities zo twijfelachtig maakt:
wie is de beste muzikant, degene die het mooist speelt of degene die de
minste fouten maakt? U hebt één regel bedenktijd.
De zes jurerende violisten, een gezelschap met klinkende namen als Herman
Krebbers, Ruggiero Ricci en Valeri Klimov, dachten er wellicht anders over.
De werkelijk stomvervelende vertolking van Brahms' Vioolconcert die de
28-jarige Pool Radoslaw Szulc liet horen bleek goed voor een eerste prijs. De
gedoodverfde winnaar, de Hongaar József Lendvai (21), die hetzelfde
stuk tot een belevenis maakte, moest genoegen nemen met een tweede plaats.
Hij behaalde overigens wel de persprijs.
Het was het tweede vioolconcours in de tienjarige geschiedenis van het
Scheveningse muziektoernooi. Vijf violisten, geselecteerd uit ruim zeventig
kandidaten, traden donderdag en vrijdag op tijdens de finaleconcerten in het
Kurhaus. De derde tot en met vijfde prijs ging naar de Ierse Catherine
Leonard, en de Duitse violistes Uta Kunert en Andrea Duka Löwenstein,
respectievelijk 23, 22 en 21 jaar oud. Daar valt weinig op af te dingen, al
was hun door een zekere prilheid gekenmerkte spel bij vlagen vuriger en
spannender dan dat van de winnaar.
De nummers drie en vier speelden beiden het vioolconcert van Tsjaikovski, dat
bij Kunert ietwat radeloos, en bij Leonard al te roekeloos gestalte kreeg.
Duka Löwenstein, die kennelijk niet op een finaleplaats gerekend had,
speelde Bruch van blad en stond niet boven de noten.
Szulc is in een klap 30 duizend gulden rijker, want naast de hoofdprijs
behaalde hij ook de speciale prijs van vijfduizend gulden voor de beste
vertolking van het verplichte, speciaal voor dit concours gecomponeerde werk,
La folía perpetua van Jaap Geraedts. Hoewel ook hier zijn benadering
aan de slome kant was, wist hij inderdaad handen en voeten te geven aan dit
corpus van violistische en muzikale struikelblokken. Maar het staat nog te
bezien of de verschillende zalen en orkesten die bij voorbaat hebben
ingetekend op optredens van de concourswinnaar wel gelukkig zullen zijn met
deze, technisch wellicht superieure, maar o zo saaie Piet.
Het is waar, Lendvai intoneert niet spatzuiver - een probleem voor een
violist met ambities - maar zijn spel is zo meeslepend dat je die minieme
deviaties graag voor lief neemt. Hij laat zijn viool als het ware praten, met
wendingen en nuances waardoor elke toon tot leven komt. Van de vijf
finalisten was hij de enige complete muzikant - maar toch weer niet een van
het kaliber van de cellist Claudio Bohórquez, die vorig jaar het
concours won.
Daarmee is behalve de uitslag ook de opbrengst van dit vioolconcours nogal
teleurstellend. Het Kurhaus heeft onbetwist allure, en zelfs een draaglijke
akoestiek, maar voor een leuk avondje uit is meer nodig. En voor een mooi
concert is meer nodig dan het soort orkestbegeleiding dat het Noordhollands
Philharmonisch Orkest onder stoomwalsdirigent Graeme Jenkins ten beste gaf.
Het ware 'jammerhout' bevond zich bij dit concours niet in handen van de
solisten, maar in de blazerssectie van het orkest.
© Frits van der Waa 2006