de Volkskrant van 30-03-1996, Pagina 11, Kunst, recensie
Guus Janssen Trio hoogtepunt bij Grensverleggers
Grensverleggers: Ebony Band & Guus Janssen Trio. Muziekcentrum Frits
Philips, Eindhoven. Herhaling: Amsterdam (30/3), Groningen (3/4) en
Middelburg (6/4).
Het valt niet mee om de wortel te trekken uit de collectie wonderlijke
stijlbloempjes, hybride kasplantjes en zelfs genetisch gemanipuleerde noten
die de Ebony Band en het Guus Janssen Trio uitstorten in de vijfde en laatste
aflevering van Grensverleggers. Goed, het gaat allemaal over de cool jazz,
maar cool is ook al weer bijna een halve eeuw oud, en in zo'n tijd kan veel
gebeuren.
Bij de serie Grensverleggers, die overigens in het volgend seizoen wordt
voortgezet, staan telkens twee ensembles tegenover elkaar, één
uit de gecomponeerde en één uit de geïmproviseerde
hedendaagse muziek. Het aardige aan deze aflevering was dat de samenwerking
tussen de twee groepen niet beperkt bleef tot een enkel slotnummer: als het
zo uitkwam schoven de drie spelers van het Trio gewoon aan bij de Ebony Band.
Vooral in de stukken van Janssen zelf was uiteraard een mooie taak weggelegd
voor de componist, zoals het bespelen van de hi-hat in zijn vorig jaar voor
Gidon Kremer gecomponeerde Klotz. Violiste Marleen Asberg stak Kremer naar de
kroon in deze verkapte kritiek op de jazz-viool, maar verloor uiteindelijk,
als voorgeschreven, het duel met de hi-hat. Sterker, want liefdevoller, was
Passevite, waarin Janssen het ensemble laat jongleren met een zestal
Tristano-akkoorden.
Werner Herbers, leider van de Ebony Band en onvermoeibaar speurder naar
vergeten repertoire, heeft zeven stukken van uit de jazz afkomstige
componisten aan de vergetelheid ontrukt. In deze third stream-muziek, die tot
bloei kwam in de jaren vijftig, worden inderdaad grenzen verlegd, of in elk
geval overschreden, in die zin dat zulk werk zich door het ontbreken van het
improvisatie-element buiten het eigenlijke domein van de jazz begeeft.
In Herbers' bloemlezing lag de nadruk op het werk van John Carisi
(1922-1992), in jazz-kringen voornamelijk bekend doordat Miles Davis een
aantal nummers van hem speelde. Boeiend was vooral het ensemblestuk Moon Taj,
waarin opgestapelde akkoorden en duikende bassen elkaar opstuwen tot fraai in
elkaar grijpende muzikale bogen. Niet al zijn werk is van dat niveau: zo
blijft Counterpoise no.2, een duet voor elektrische gitaar en trompet, steken
in een wat anemisch spel met noten. Sounds and Silences, voor strijkkwartet
en tuba, was evenals Image of Man van William Russo in de eerste plaats een
demonstratie van de moeizame verhouding die jazz er op nahoudt met
strijkinstrumenten. Waarschijnlijk is alleen een groep als het Kronos Kwartet
in staat deze kloof te overbruggen. Het Ebony Strijkkwartet kwam er niet
helemaal overheen, ondanks het gevleugelde tubaspel van Joost Smeets.
Het geldt zelfs voor het stuwende slotnummer, All about Rosie van George
Russell: uitgecomponeerde jazz houdt iets academisch. Misschien moet je dit
soort muziek uit het hoofd spelen - of het althans spelen alsof je het uit je
hoofd speelt, en aan die graad van perfectie is de Ebony Band, als
collectief, nog net niet toe.
Het Guus Janssen Trio heeft dit soort perfectie wel, in hoge mate zelfs. De
feilloze coördinatie tussen het harde, sprankelende pianospel van Guus
Janssen, de zachtjes voortrazende roffels van zijn broer Wim en Ernst Glerums
koorddans op vier bassnaren maakte hun bijdragen tot elektrificerende
hoogtepunten. Daar komt bij dat Janssens trio werkelijk een verhaal te
vertellen heeft en dat bovendien zo kernachtig mogelijk wil doen. Het zijn
twee kwaliteiten waaraan het de hier ten tonele gevoerde third
stream-componisten soms lijkt te ontbreken.
© Frits van der Waa 2006