Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 22-04-1996, Pagina 11, Kunst, recensie

Op de grens van leven en spektakel

Stockhausen, Verbey, Dallapiccola en Varése, door het Asko Ensemble o.l.v. Riccardo Chailly m.m.v. Markus Stockhausen en Sarah Leonard. Herhaling: Utrecht (23/4). Debussy, Loevendie en Stravinsky, door het Koninklijk Concertgebouworkest m.m.v. Ronald Brautigam o.l.v. Riccardo Chailly. Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 27 april, 20.00 uur.

Hoewel het 'Mini-festival Riccardo Chailly' door ziekte van de hoofdpersoon korter is uitgevallen dan de bedoeling was, lijdt het geen twijfel dat er weer historie is gemaakt in het Concertgebouw. Vrijdag leidde Chailly, de griep te boven, zijn Koninklijk Concertgebouworkest in een programma om je vingers bij af te likken, en zaterdag dirigeerde hij een 'bijzonder concert' van het Asko Ensemble, dat als extra bijzonderheid gratis toegankelijk was. De maestro wilde een goed bezette zaal, en die kreeg hij ook. Waarschijnlijk zal de penningmeester van het orkest hem bij een volgende gelegenheid adviseren het concert maar in het Asko-thuishonk Paradiso te geven.

Maar vrijdagavond was het publiek in groten getale afgekomen op die adembenemende twintigste-eeuwse sandwich, gevormd door Debussy's La mer, Stravinsky's Sacre du printemps en Theo Loevendie's nieuwe Concert voor piano en orkest. De twee grote, monumentale werken uit het begin van deze eeuw kunnen, speciaal in deze combinatie, niet anders beluisterd worden dan als het evangelie van de nieuwe muziek. Wat Chailly aanrichtte was niettemin een openbaring, een Alfa en Omega van luciditeit en perfectie.

Misschien nog wonderbaarlijker was het dat Loevendie's nieuwe pianoconcert - zijn eerste - daartussen niet verpletterd werd. Misschien komt dat doordat het een kwaliteit heeft die in La Mer en de Sacre wat op de achtergrond blijft, een soort blijmoedigheid, die zich uit in twinkelende toonmozaïekjes en ritmische opstapelingen die het beeld van een klokkenwinkel voor ogen roepen. Het stuk is solist Ronald Brautigam, met zijn transparante, sprankelende Mozart-touché, werkelijk op het lijf geschreven. Hoewel het concert tweedelig is valt er toch de klassieke geleding in te bespeuren: langzame inleiding, snel openingsdeel, bedaard middendeel en een snelle finale. Het idioom is tegelijkertijd eclectisch, maar in dat eclecticisme weer uitermate persoonlijk. Loevendie beweegt zich bewust tussen de polen Debussy en Stravinsky, goochelt in het langzame gedeelte met Bach en blues, werpt een knipoogje naar Pulcinella, maar ontpopt zich telkens weer als de ritmicus die hij van huis uit is.

Op een enkele passage na, waarin de muziek zich lijkt te verliezen in zijn eigen mechaniekjes, is het een volstrekt overtuigend stuk muziek. Als het Concertgebouworkest zijn functie van 'Nederlands muzikaal ambassadeur' ernstig neemt moet het dit stuk bij een volgende tournee in het buitenland zeker niet thuis laten.

Hoe hartverwarmend en baanbrekend de manier ook is waarop Chailly een lans breekt voor de muziek van deze eeuw, of de bezoekers van het gratis Asko-concert nu het meest eclatante pleidooi voor dit repertoire hebben meegemaakt is enigszins de vraag. Het van changementen doorspekte programma neigde tot een zekere taaiheid. Dat lag zeker niet aan Chailly, maar eerder aan Dallapiccola's sterk uitgebeende Commiato uit 1972, en meer nog aan de Oberlippentanz van Karlheinz Stockhausen, die toch echt eens een prullenmand naast zijn componeerbureau moet zetten. Dank zij het fabuleuze trompetspel van zijn zoon Markus behield de volstrekt leeggemolken materie nog enige spanning. Stockhausens driedelige Michaels-Gruss daarentegen vormde een fascinerende openingsfanfare.

Theo Verbeijs Produkt, gecomponeerd in 1992 voor het Duitse gezelschap Musikfabrik, stak even keurig in het pak als de componist zelf. Hoewel het stuk mede dank zij de uitgekiende instrumentatie een behaaglijke sensualiteit heeft, die Chailly het volle pond gaf, heeft de afwikkeling van het geheel iets mechanisch.

Met de uitvoeringen van twee werken van Edgard Varése uit de jaren twintig - lijfrepertoire van het Asko - stuwde Chailly het concert toch weer op tot een daverend hoogtepunt. Offrandes kreeg door de bijdrage van sopraan Sarah Leonard een zonderlinge broeierigheid, die zich ontlaadde in de schroeiende blazers en explosieve percussieklanken van Intégrales. Chailly gaat aangenaam terughoudend om met het cerebrale element van deze muziek, al nadert hij met zijn enorme dynamische contrasten soms griezelig dicht de lijn waar 'leven maken' overgaat in 'spektakel maken'.


© Frits van der Waa 2006