de Volkskrant van 25-06-1996, Pagina 9, Kunst, recensie
Een rommelig en spanningsloos retrospectief
Boulez-retrospectief: Florent Boffard en Pierre-Laurent Aimard in de
Beurs van Berlage; Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Peter Eötvös
in het Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 1 juli, 13.00 uur.
Er is iets grondig mis met het Holland Festival. Dat het publiek het af laat
weten is één ding. Dat het gelijk had om thuis te blijven is
erger.
Na het tweede concert in het Boulez-retrospectief heb ik die stokoude,
bekraste lp nog maar weer eens uit de kast gehaald om te horen waar Pli selon
pli nu eigenlijk over ging. Ook dacht ik terug aan die uitvoering, ruim twee
jaar terug, door nota bene het orkest van het Rotterdams Conservatorium onder
Arie van Beek en legde die in gedachten naast wat ik net gehoord had: een
rommelige, spanningsloze aaneenketening van koude kleren-klanken en
overdreven gekletter in de afdeling blikslagerij.
Dirigent Peter Eötvös mag een expert zijn op het gebied van de
eigentijdse muziek, voor de kristallijnen muziek van Boulez is hij toch te
grof besnaard. Of misschien was er niet genoeg repetitietijd uitgetrokken.
Pli selon pli, in dubbele zin een van de sleutelwerken in Boulez' oeuvre (de
componist heeft er tussen 1957 en 1990 van alles aan versleuteld), is immers
een buitengewoon veeleisend stuk. Het aandeel van sopraan Laura Aikin was om
door een ringetje te halen, het Radio Filharmonisch Orkest deed zijn best,
maar dat leverde in vijf kwartier tijd niet meer op dan mooie momenten.
Aan het eerste Boulez-concert, dat gezien de opkomst beter in de IJsbreker
dan in de Beurs van Berlage gegeven had kunnen worden, viel dankzij de Franse
pianisten Florent Boffard en Pierre-Laurent Aimard heel wat meer te beleven.
Aimard opende het concert met een lucide vertolking van Messiaens Quatre
études de rythme uit 1950, het werk dat de kiem voor het door Boulez
en zijn generatiegenoten ontwikkelde seriële idioom bevat. Messiaens
'versteende' muziek staat overigens in opvallend contrast met die van Boulez,
die van meet af aan een expansieve, bijna exuberante toontaal nastreefde,
getuige de Eerste pianosonate uit 1946.
De pleitbezorgers van Boulez' muziek hameren er telkens weer op dat zijn werk
geenszins 'kil' van karakter is en allerminst berust op een dogmatische
toepassing van seriële technieken. Dat mag zo zijn, maar het neemt niet
weg dat het vuurwerk dat Boulez afsteekt weinig warmte verspreidt. Dat geldt
ook voor het korte, vooralsnog onvoltooide pianostuk Incises, een spiralende
duikvlucht over het klavier, die onder handen van Boffard een furieuze, maar
scherp geprofileerde gestalte kreeg.
In het messcherp gespeelde Structures I uit 1952, de meest 'cerebrale',
dogmatische geloofsbrief uit Boulez' oeuvre, maakten Boffard en Aimard
hoorbaar dat er voor die strenge, heden ten dage verketterde, seriële
technieken ook wel wat te zeggen is. De strengheid waarmee dit fascinerende
labyrint geconstrueerd is valt misschien wel te verkiezen boven het
warrelwoud van noten waarvoor de luisteraar zich in menig later werk van
Boulez gesteld ziet.
Het is overigens geen nieuw inzicht, en dat is nu precies waar het dit
retrospectief aan schort. Het maakt niet benieuwd. Boulez mag
eeuwigheidswaarde hebben; Tan Dun, wiens Marco Polo donderdag een stampvolle
zaal trok, mag de waan van de dag blijken te zijn; maar een Holland Festival
dat artistieke navelstaarderij boven nieuwsgierigheid naar het onbekende
stelt graaft gaandeweg zijn eigen graf.
© Frits van der Waa 2006