de Volkskrant van 29-06-1996, Pagina 11, Kunst, recensie
Gardiner handhaaft subliem evenwicht in Missa Solemnis
Missa Solemnis van Beethoven, door het Orchestre Révolutionaire et
Romantique, Monteverdi Choir en solisten o.l.v. John Eliot Gardiner.
Concertgebouw, Amsterdam.
Er moest ruim een gulden per minuut voor worden neergeteld, maar wie dat er
voor over had, kreeg waar voor zijn geld. De Missa Solemnis, de
mastodontische geloofsbelijdenis die Beethoven in zijn nadagen componeerde,
beleefde donderdag een uitmuntende uitvoering in het Amsterdamse
Concertgebouw onder handen van John Eliot Gardiner en zijn keurtroepen.
Voor Gardiner was het bijna een tussendoortje: de extra schavotjes die daags
ervoor en erna werden gebruikt bij de semi-scenische opvoering van Leonore
konden gewoon blijven staan.
De Missa Solemnis is, zeker in de eerste drie delen, het Kyrie, Gloria en
Credo, een hermetisch stuk muziek. De collectieve jubelzang, geschraagd door
een maalstroom van dichtgetimmerde fuga's, grijpt je toch onontkoombaar bij
je lurven. Maar dan, in het Sanctus, juist als de massieve constructie onder
haar eigen gewicht lijkt te zullen bezwijken, treedt er een diepe rust in. Het orkest aarzelt even, als een neuzelend harmonium, en op de woorden
Benedictus qui venit in nomine Domini wijkt de publieke geloofsijver voor het
privé-karakter van een individueel gebed. Het voorafgaande Credo mag
de ruggegraat van het stuk zijn, dit Benedictus is het hart.
Vervolgens, in het Agnus Dei, sloopt Beethoven als het ware de veilige muren
van de kerkmuziek, en laat hij de verschrikkingen van de werkelijke wereld
binnen, in de gedaante van een oorlogszuchtige marsmuziek, zodat het gebed om
vrede verandert in angstgeschrei. Maar dankzij een rotsvast vertrouwen op God
wordt ten slotte het gevaar bezworen. Dit deel is, hoe wonderlijk het
beeldende, opera-achtige karakter eraan ook aandoet, illustratief voor
Beethovens wil en vermogen alles te incorporeren in zijn muziek.
Gardiner hield de boog van het begin tot het eind gespannen en handhaafde
daarbij voortdurend een subliem evenwicht. Het solistenkwartet vormde een
perfect ensemble, al werden sopraan Luba Orgonasova en bas Alastair Miles in
de solistische passages licht overschaduwd door de weelderige altpartij van
Bernarda Fink en het pregnante geluid van tenor William Kendall.
Het Orchestre Révolutionaire et Romantique leverde eerder een solide
onderbouw dan weidse klankperspectieven. Maar de hoofdrol was dan ook weggelegd voor het meer dan dertig jaar geleden
door Gardiner opgerichte Monteverdi Choir, dat met zijn robuuste, maar
glasheldere geluid een grote klaarte in de vele verstrengelde lijnen wist te
brengen, en dan ook als een prima donna werd toegejuicht door het publiek.
© Frits van der Waa 2006