Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 31-08-1996, Pagina 11, Kunst, recensie

Reisopera heeft goed naar Audi gekeken

Alcina, van Georg Frierich Händel, door de Nationale Reisopera, o.l.v. Andrea Raabe en Jan Willem de Vriend. Stadsschouwburg, Utrecht. Herhaling: 1 september; voorts opvoeringen elders in oktober en mei.

Voor een opera waarvan de hoofdpersoon een tovenares is bevat Händels Alcina opmerkelijk weinig toverkunsten. De magie die er wordt bedreven in de jongste productie van de Nationale Reisopera is allereerst van muzikale aard. In de orkestbak zetelt het Combattimento Consort, dat onder leiding van Jan Willem de Vriend het instrumentale aandeel met gloed en glans gestalte geeft - zij het soms ook met een precaire broosheid. En de cast die de Reisopera bijeen heeft gebracht is voortreffelijk toegesneden op de dikwijls hoge eisen die Händels muziek stelt.

Het had een prima opening kunnen zijn voor het dit weekeinde begonnen Festival Oude Muziek. Maar het Festival wilde de voorstelling niet hebben: het Combattimento Consort speelt op nieuwe instrumenten en valt daarmee buiten de 'doelstellingen' van het Festival. Misplaatste rechtzinnigheid, want de bevlogen uitvoeringen van Combattimento zijn in stilistisch opzicht volstrekt overtuigend.

Dat deze Alcina niettemin een beetje langdradig is ligt in de eerste plaats aan het stuk zelf. Het aan Ariosto ontleende verhaal speelt zich af op het eiland van de tovenares Alcina, die de onaangename gewoonte heeft haar afgedankte minnaars in beesten te veranderen. Het spel begint wanneer Bradamante, de verloofde van haar laatste verovering Ruggiero, verkleed als man ten tonele verschijnt, en eindigt met Alcina's ondergang. Maar de intrige gaat gebukt onder de voor dit genre typerende liefdesperikelen, jaloezie, vertwijfeling en wraakgevoelens. De smaakvolle, maar al te sobere regie van de Duitse regisseuse Andrea Raabe geeft deze verwikkelingen net te weinig reliëf.

Het ziet er wel prachtig uit. Tegen een in steeds wisselende kleuren uitgelichte horizont rijzen zwarte kartonnen rotsen op, als in een Chinese of Japanse landschapsschildering. In die omgeving is de Japanse mezzo-sopraan Etsuko Kanoh wonderwel op haar plaats. Kanoh is een onderdeurtje, maar een operazangeres van formaat, die opgewassen is tegen de oorspronkelijk voor een castraat geschreven rol van Ruggiero, en acteert dat de vonken er vanaf schieten.

De Poolse sopraan Elzbieta Szmytka doet als Alcina in felheid nauwelijks voor haar onder. Dankzij Händel, die de mooiste ideeën voor haar heeft bewaard, is zij het brandpunt van de opera. Xenia Meijer komt als Bradamante iets minder goed uit de verf, mogelijk doordat de partij iets te laag is voor haar stemtype. Karen Sourry, Patrick Henckens, Romain Bischoff en Doerthe Sandman vertolken de vier overige rollen met verve.

Raabe moet goed gekeken hebben naar de Monteverdi-opera's die Pierre Audi bij de Nederlandse Opera heeft geënsceneerd. De hele voorstelling - tot en met het programmaboekje toe, waarin iemand een boekenkast heeft laten omvallen - heeft iets epigonistisch, alsof de Reisopera Nederlandse Operaatje wil spelen. Gasvlammetjes, de onvermijdelijke toneelmist, rotsen, een poeltje water, rijdende bonsaiboompjes - het is het vocabulaire van Audi, maar net iets minder welsprekend en effectief gehanteerd. De krachtigste en meest genuanceerde beelden zitten in het begin van de opera. De slachtoffers van Alcina, die even mogen langskomen, zijn schitterend: een menselijk stekelvarken, een kruipend wezen met een varanenstaart en iets wat nog het meest weg heeft van een reuzenmossel. Maar het blijft allemaal erg sober, en bovendien kruipt er steeds meer een verstolling in, zodat de kaalslag van het laatste bedrijf, waarin de personages tevens optreden als een soort levende decorstukken, en de uiteindelijke ineenstorting van Alcina's rijk eerder een plichtmatig dan een dramatisch effect hebben.


© Frits van der Waa 2006