de Volkskrant van 26-10-1996, Pagina 11, Kunst, recensie
Vergelijking Britten Sjostakovitsj blijkt gênante confrontatie
Britten en Sjostakovitsj, door het Osiris Trio en Nobuko Imai.
Concertgebouw, Amsterdam.
Nee, het is geen goed idee geweest om de muziek van Benjamin Britten te
koppelen aan die van Dmitri Sjostakovitsj, en dat niet één,
maar elf concerten lang.
Ongetwijfeld hebben de samenstellers van de serie beoogd de belangstelling
voor de in Nederland al sinds jaren wat ondergewaardeerde Britten nieuw leven
in te blazen met Sjostakovitsj' muziek - die juist een ware wederopstanding
heeft doorgemaakt - als aanjager. De combinatie is op het eerste gezicht niet
zo gek: Britten en Sjostakovitsj waren bevriend, hadden grote waardering voor
elkaars werk, en hanteerden beiden een toegankelijk, gematigd modern idioom.
Maar het zou wel eens averechts kunnen uitpakken.
Een paar weken terug wekte het eerste van de zeven orkestprogramma's al de
indruk dat Britten geen partij is voor zijn Russische collega. De opening van
de vierdelige kamermuziekserie bevestigde die gewaarwording op verpletterende
wijze. Britten werd volkomen van tafel geveegd - alsof Sjostakovitsj met een
vlijmscherpe slagersbijl (het Tweede Pianotrio) kwam aanzetten en alles tot
gehakt reduceerde.
Het pijnlijke is dat Britten een dergelijke vernedering niet verdient. Zijn
twee jeugdwerkjes, Reflection en Elegy, zijn inderdaad niet zo bijzonder
(even buiten beschouwing gelaten dat de componist pas 17 was). Lachrymae, een
reeks Dowland-variaties voor altviool en piano, is daarentegen een redelijk
boeiend werk, zeker in de geconcentreerde uitvoering van Nobuko Imai. En de
in 1961 voor Mstislav Rostropovich gecomponeerde Cellosonate liegt er
werkelijk niet om, met zijn kernachtige en contrastrijke uitwerking van een
paar haast rudimentaire gegevens. Een prima stuk, dat bovendien uitmuntend
werd gespeeld door celliste Larissa Groeneveld en pianiste Ellen Corver.
Maar dan dat ijzingwekkende Tweede Pianotrio van Sjostakovitsj, waarin elke
noot even onbarmhartig op zijn plaats valt, waar in mokerende akkoorden,
ijzige flageoletten, en op de spits gedreven banaliteiten een
verschrikkelijke wereld vol uitzichtloze, aangrijpende verbittering wordt
geschapen - of, eerder, weerspiegeld: Sjostakovitsj schreef het stuk in 1944.
Het Osiris Trio (bestaand uit Corver, Groeneveld en violist Peter Brunt)
vertolkte het stuk op verbijsterend hoog niveau, en opereerde voortdurend op
de dunne grenslijn van het machinale en het muzikale, waardoor het
vitriool-achtige karakter van het werk tot in de laatste maten gehandhaafd
bleef.
Maar het moet gezegd worden dat de Britten-uitvoeringen, met name die van de
Cellosonate, van een even hoog gehalte waren. Dat Britten de vergelijking
niet doorstond lag dus niet aan de musici, maar enkel en alleen aan de muziek
- een gênante confrontatie eigenlijk. En dat gaat dus nog negen keer
gebeuren.
© Frits van der Waa 2006