de Volkskrant van 15-11-1996, Pagina 12, Kunst, recensie
Roslavets' taal was nieuw, zijn verhaal niet
Roslavets en ander werk, door Mark Lubotsky en Julia Botsjkovskaja.
Muziekcentrum Vredenburg. 13 november.
Onder de twee of drie generaties componisten die hun artistieke integriteit
hebben moeten offeren op het blok van het Sovjet-regime is Nikolaj Roslavets
(1881-1944) een van de belangwekkendste. Violist Mark Lubotsky en pianiste
Julia Botsjkovskaja onderstreepten dit woensdag met een programma Rondom
Roslavets, waarin Prokofjev en Stravinsky als bijfiguren werden opgevoerd.
Vrijwel alle Russische muziek uit de jaren twintig, de tijd waarin
avant-gardistische componisten nog ongehinderd hun gang konden gaan is
boeiend, niet eens zozeer door haar vitaliteit en oorspronkelijkheid, maar
vooral ook door de beloften die ze, noodgedwongen, niet heeft kunnen
inlossen.
Lubotsky en Botskovskaja lieten horen dat de Roslavets van 1942, de componist
van een serie Preludes voor viool en piano, beduidend minder wilde haren had
dan de man die in 1920 een aan de atonaliteit grenzende Vioolsonate schreef.
Misschien lag het in de lijn der dingen - wat Prokofjev en Stravinsky in die
tijd componeerden klinkt ook heel wat bezadigder dan twintig jaar tevoren -
maar bij Roslavets krijg je toch de indruk dat dit proces niet langs
natuurlijke weg verlopen is. Daarvoor klinken die late Preludes te benepen,
te mat en blijven ze te veel steken in een vocabulaire dat weliswaar zwaar
chromatisch is maar zelden buiten de perken van een laatromantisch idioom
treedt.
De Sonate nr.4 uit 1920 is een beter specimen van Roslavets' vernieuwingen
die zich hoofdzakelijk afspelen op het gebied van de samenklank. Het
uitgangspunt hierbij waren wat hij 'synthetische akkoorden' noemde,
toonverzamelingen die de gangbare toonladders te buiten gingen maar waarmee
hij toch min of meer functionele harmonische spanningen realiseerde. Want hij
was eerder uit op een aansluiting dan op een breuk met de traditie. Dat is
tegelijkertijd de schaduw die over zijn muziek hangt: de taal is misschien
nieuw, het verhaal is dat niet.
Het meest opvallende kenmerk van deze Sonate is een nogal zwelgerige,
Romantische expansiedrift waarbij het discours, na een spannende opening, de
neiging heeft te ontaarden in wat grauwe exercities door toonvelden en
arpeggio's. Juist het verschijnen van een pregnant drietonig motief, niet
lang voor het slot, maakt met terugwerkende kracht duidelijk dat het de
muziek tot dan toe ontbroken heeft aan melodische inventiviteit. Voor een
stuk met zo'n prominente vioolpartij is dat toch ietwat bezwaarlijk.
Niettemin blijft het een prijzenswaardige onderneming om dit soort ten
onrechte weggemoffeld repertoire opnieuw te presenteren, zeker als het op dit
niveau gebeurt. Lubotsky's genuanceerde, bij uitstek kamermuzikale benadering
werd met een al even lucide terughoudendheid ondersteund door de pas
25-jarige Botsjkovskaja. Ook in het Divertimento van Stravinsky en Prokofjevs
Tweede Vioolsonate liet het tweetal zich geen moment tot egotripperij
verleiden en stelde zich, in perfecte eendracht, volledig in dienst van de
muziek.
© Frits van der Waa 2006