de Volkskrant van 30-11-1996, Pagina 11, Kunst, recensie
Gereconstrueerde mis die herinnert aan het wonder van de hostie
Josquin en ander werk door Cappella Pratensis o.l.v. Rebecca Stewart.
Waalse Kerk, Amsterdam.
Ook zo'n vijf, zeshonderd jaar geleden was Amsterdam al een heus
bedevaartsoord. Niet voor hasjtoeristen, maar voor de ware gelovigen. Het
doel van de reis was de Heilige Stede Kapel aan de Kalverstraat, de plek waar
zich op 15 maart 1345 een mirakel had voorgedaan: een doodzieke man, aan wie
reeds de laatste sacramenten waren toegediend, had zonder het te weten de
hostie weer uitgebraakt. Het braaksel werd in het vuur gegooid, maar de
volgende ochtend bleek er tussen de asresten een volmaakt schone, witte
hostie te liggen.
Dit wonder was het begin van een bloeiende geloofspraktijk, met inbegrip van
wonderbaarlijke genezingen, waar echter in 1578, het jaar van de Alteratie
een abrupt eind aan kwam. De kapel werd omgedoopt tot Nieuwezijds Kapel en
uiteindelijk in 1908 afgebroken.
Het koorboek van de Heilige Stede is bewaard gebleven, al ligt het nu in
Brussel. Dit bijzondere manuscript, dat bekend staat als de Occo Codex, was
het uitgangspunt voor een concert in de Waalse Kerk, waarin de Cappella
Pratensis een klein stukje van Amsterdams rijke Roomse verleden opnieuw tot
klinken bracht.
Het belangrijkste werk in de Occo Codex is de Missa Pange lingua, een van de
laatste werken van Josquin des Prez (ca.1440-1521), de grootste componist van
de Renaissance. Dat was dan ook de kern van de gereconstrueerde mis die de
negen zangers ten gehore brachten.
Cappella Pratensis legt zich speciaal toe op de muziek van Josquin, met
resultaten die het wonder van de hostie in gedachten roepen: de muziek klinkt
schoon en blank, onaangetast door de allesverterende tijd, en toch verre van
steriel. Het meest verbazende is wel dat de rijkdom niet zozeer schuilt in
een glorieuze meerstemmigheid, maar eerder in een weergaloze soberheid.
Het hart van de Missa Pange lingua zijn de regels Pleni sunt coeli et terra
gloriae tuae, (Hemel en aarde zijn vol van uw glorie), die Josquin,
schijnbaar in tegenspraak met de strekking van de tekst, vorm geeft als een
ijle, bijna eindeloze verstrengeling van slechts twee stemmen. Die reductie
wordt nog verder doorgezet in het daaropvolgende Benedictus, waarin de bas en
de tenorpartij elkaar op kwintafstand imiteren, maar zwijgen zodra de ander
inzet, zodat de muziek in feite eenstemmig is. Pas na enige tijd 'schuiven'
de twee lagen geleidelijk over elkaar. Het zelfstandig ritmisch karakter van
de afzonderlijke stemmen, een wezenskenmerk van de Renaissancemuziek, komt
bij de Cappella Pratensis voortreffelijk tot zijn recht.
De delen van de mis werden bij deze uitvoering omlijst en afgewisseld met
Gregoriaanse melodieën en soms anonieme meerstemmige composities, wat de
muziek slechts mooier deed uitkomen. De missen van Josquin en zijn
tijdgenoten hadden immers een liturgische functie. Ze zonder meer uit te
voeren, in de trant van een 19de-eeuwse mis of symfonie, zou indruisen tegen
het karakter van de compositie.
Het optreden van Cappella Pratensis was het tweede concert in de NPS-serie De
wondere wereld van de Amsterdamse Barok. Dat deze vlag in dit geval de
renaissancistische lading niet dekte doet er eigenlijk niet toe. De hoofdzaak
is dat de concertreeks nieuw licht werpt op Amsterdams rijke muzikale
verleden. De concerten worden te zijner tijd ook op Radio 4 uitgezonden.
© Frits van der Waa 2006