de Volkskrant van 16-12-1996, Pagina 9, Kunst, recensie
Chailly zet wereld van Varése op grootse wijze in perspectief
Varèse en ander werk door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v.
Riccardo Chailly. Concertgebouw, Amsterdam, 13 december.
Het is al weer zo gewoon om het Concertgebouworkest muziek van Edgard
Varèse te horen spelen dat je bijna zou vergeten dat deze componist
tot een jaar of tien geleden voornamelijk bekend was in de kringen rond het
Asko Ensemble. Wie had toen ooit verwacht dat het Concertgebouworkest nog
eens een kleine vijftig extra muzikanten zou inhuren voor de eerste
Nederlandse uitvoering van Varèses Amériques in de
oorspronkelijke versie voor 145 spelers?
Dankzij de bevlogenheid van chefdirigent Riccardo Chailly en de
financiële ruggesteun van Decca was het publiek in de Grote Zaal
vrijdagavond getuige van een unieke extravagantie die stellig de eerstkomende
decennia niet herhaald zal worden. De musici zaten tot tussen de
podiumstoelen, en dan stond er nog een Fernorchester op de gang. Helaas is de
radio-uitzending van dit geruchtmakende concert al weer achter de rug, dus
wie het gemist heeft zal moeten wachten op de cd.
Varèse (1883-1965), Fransman van geboorte, emigreerde in 1915 naar de
Verenigde Staten. Daar componeerde hij Amériques, tussen 1918 en 1921.
De titel is symbolisch en verwijst naar de Nieuwe Wereld van de nog
onontgonnen klanken en ideeën waarnaar de componist zijn leven lang op
zoek was.
Het is - op één enkel lied na - zijn vroegst bekende werk. Al
wat hij daarvoor componeerde ging verloren bij een brand of werd door hemzelf
vernietigd. Hoewel Varèse in Amériques nog tot op zekere hoogte
schatplichtig is aan Stravinsky's Sacre du printemps, en in enkele
melodieën nog een verband met de traditie doorklinkt, is zijn idioom al
volledig aanwezig: hoekige, signaalachtige figuren, enorme klankerupties en
een grote nadruk op het slagwerk dat een vrijwel geheel zelfstandige rol
toebedeeld krijgt.
Chailly zette de enorme klankmassa's tegen elkaar op, zonder daarbij kleur en
detail uit het oog te verliezen. Hij zette deze ongenaakbare en toch verre
van steriele wereld op grootse wijze in perspectief.
Dit 'eerste' werk van Varèse werd geflankeerd door zijn laatste, het
door zijn leerling Chou-wen Chung voltooide stuk Nocturnal, wat een fraai
contrast opleverde. Amériques is exuberant en overweldigend, Nocturnal
karig en ijl, maar beide stukken zijn buitengewoon spannend. Ook in Nocturnal
wist Varèse de grenslijnen tussen toon en ruis uit, niet alleen door
het gebruik van slagwerk, maar ook door de sopraan (Sarah Leonard) en het
mannenkoor (een delegatie uit het Praags Philharmonisch Koor) gesproken
tekst, glissandi en woorden als oomp'ts' oomp'ts' oomp'ts' in de mond te
leggen.
Dit alles werd voorafgegaan door Weberns bewerking van de zesstemmige fuga
uit Bachs Musikalisches Opfer en een nieuw werk van Peter-Jan Wagemans, De
stad en de engel. Wagemans hanteert een ondogmatisch mengsel van geleende en
eigen muzieken en technieken, waarmee hij een eigenzinnige expressiviteit
bewerkstelligt, maar dit stuk is niet zo overtuigend als sommige andere
werken van zijn hand. Met De stad en de engel beoogt hij een verbinding te
leggen tussen het profane en het hemelse, wat zich uit in heftige passages
vol bruuske overgangen en sereen voortvloeiende melodieën. De muziek
komt vrij onverwacht, na tien minuten al, tot stilstand, zonder veel indruk
na te laten - al komt dat natuurlijk ook door de stortvloed Varèse die
er vervolgens overheen bolderde.
© Frits van der Waa 2006