de Volkskrant van 18-01-1997, Pagina 11, KUNST, recensie
Een stoomcursus van machtige Amerikaanse muziek
Carter, MacDowell en Copland door het Koninklijk Concertgebouworkest
o.l.v. Leonard Slatkin. Concertgebouw, Amsterdam, 16/1. Herhaling:
22/1. Radio 4: 25/1, 14.00 uur.
De koperblazers van het Koninklijk Concertgebouworkest zullen zich
deze week waarschijnlijk niet staande kunnen houden zonder intensieve
lip- en wangmassages, om nog maar te zwijgen van wat de ongelukkige
muzikanten die vlak voor hen zitten moeten doorstaan. Onder aanvoering
van Leonard Slatkin brengt het orkest drie programma's met Amerikaanse
muziek. Deze muziek is van zichzelf al aan de luidruchtige kant, en
Slatkin doet daar nog een schepje bovenop.
In het educatieve tintje van de drie concerten valt duidelijk de hand
van Jan Zekveld, inmiddels gewezen artistiek directeur van het orkest,
te herkennen. Wie ze alle drie bijwoont (wat niet vanzelf spreekt, want
ze zitten niet in dezelfde abonnementsserie) krijgt een complete
stoomcursus Amerikaanse muziek. Het panorama reikt van het bijna
lachwekkend romantische Pianoconcert van Edward MacDowell tot de
première van een recent Tromboneconcert van Christopher Rouse, en
omvat zowel de verbluffend avantgardistische muziek van Charles Ives als
het meer populaire werk van Duke Ellington en George Gershwin.
De eerste les illustreerde vooral de emancipatie die de Amerikaanse
muziek in de eerste helft van deze eeuw heeft doorgemaakt. Voordien
richtten Amerikaanse componisten zich hoofdzakelijk naar het voorbeeld
van hun Europese collega's, getuige het Pianoconcert dat Edward
MacDowell in de jaren 1884-86 componeerde, een deugdelijk stuk met een
luisterrijke, weelderige orkestratie, dat tegelijkertijd een voor
hedendaagse oren aan het groteske grenzende hoeveelheid cliché's
bevat. Typerend is alleen al de inzet van de pianopartij, met verve
vertolkt door James Tocco - een daverende mep in het lage register,
gevolgd door heroïsche akkoorden en aanrollende arpeggio's. Ook de
details leiden menigmaal tot déjà-vu-ervaringen, zoals dat
subtiele, 'expressieve' paukroffeltje in het slotakkoord van het eerste
deel. Maar ondanks de voortdurend opduikende spookbeelden van Brahms,
Schumann en Liszt is het een aardig stuk. In de syncopen van het tweede
deel valt met enige goede wil zelfs een authentiek Amerikaans geluid te
bespeuren - een zweempje van ragtime- en spiritual-muziek.
Werkelijk opwindend was de Holiday Overture van Elliott Carter,
waarmee het concert opende. De nu 88-jarige Carter componeerde het werk
in 1944 en herzag het in 1961. Vergeleken bij zijn latere werk is het
een toegankelijk en welluidend stuk, maar evengoed is het behoorlijk
complex, met zijn enerverende ritmische stuwing en zijn op elkaar
geperste lagen met sterk contrasterende tempi, die in de loop van
slechts tien minuten elke vaste grond onder de voeten lijken te
verliezen. Machtige muziek.
Vergeleken daarbij was de Derde Symfonie die Aaron Copland
omstreeks diezelfde tijd componeerde, erg lieflijk en lang uitgesponnen.
In de harmonieën van het eerste deel klinkt nog veel Stravinsky
door, maar daarna wordt de klank opener. Vooral in de snelle delen, met
hun bruisende ideeën, rake klappen en priemende blazersklanken, is
het typisch 'Amerikaanse' geluid te horen dat later door Coplands
jongere collega's verder geëxploreerd is.
De pastoraal getinte houtblazerssolo's en de thematiek van het derde,
langzame deel zijn vergeleken daarbij wat slapjes, al zijn zulke
rustpunten onontbeerlijk in een omgeving die gedomineerd wordt door
vlammende fanfares, joelende achtervolgingen en een lijfelijk voelbare
swing.
De economische, haast bescheiden slag waarmee Slatkin het orkest
leidde contrasteerde merkwaardig met de portie decibels die hiervan het
gevolg was. En ondanks zijn precisie gingen vooral de snelle passages
gebukt onder een zekere onrust, alsof het de musici maar net lukte de
flitsende ritmes in het gareel te krijgen. Maar in alle andere opzichten
was hier sprake van een grootse prestatie, die veel belooft voor de
komende concerten, en speciaal voor de uitvoering van Ives' Vierde
Symfonie op 24 januari.
© Frits van der Waa 2006