de Volkskrant van 24-02-1997, Pagina 8, Kunst, recensie
Argwaan leidt tot solide stuk voor sax en percussie
Werk van Adriaansz, Germanus, De Clercq en De Jong, door het Aurelia
Kwartet, Slagwerkgroep Den Haag, en musici o.l.v. Rutger van Leyden. Zaal de
Unie, Rotterdam, 20 februari.
Gegroepeerd rond een enorme betonnen pauk, die bij nadere beschouwing een
doopvont bleek te zijn, slingerden het Aurelia Kwartet en de Slagwerkgroep
Den Haag hun noten de al even enorme betonnen akoestiek van de Rotterdamse
Pauluskerk in. Wegens de - eveneens enorme - hoeveelheid materieel was Zaal
de Unie een half concert lang uitgeweken naar het belendende godshuis. Een
sfeervolle entourage, maar geen ideale omgeving voor het gecombineerde
saxofoon- en percussiegeweld dat Peter Adriaansz en Sander Germanus in hun
nieuwe stukken ontketenden.
Adriaansz (1966) ontpopt zich tot een van de meest interessante componisten
van zijn generatie. Zijn Music of Mercy part 3 is, zo schrijft hij, ontstaan
uit argwaan jegens de toegenomen waardering voor 'individuele' expressie in
de kunst. Deze argwaan heeft een solide stuk abstracte muziek opgeleverd.
Het venijn zit in de openingssectie, waarin de vier saxofoons zich hals over
kop in pijlsnelle akkoordprogressies storten, onder een hectisch spervuur van
ratelende xylofoons. Er dringen zich reminiscenties op aan Antheils Ballet
mécanique uit de roaring twenties, maar het zit harmonisch en ritmisch
beduidend gecompliceerder in elkaar.
Dit eerste, niet bij te benen, gedeelte is door de componist voorzien van de
titel much information/no time en gaat naadloos over in het volgende (same
information/more time), dat nagenoeg dezelfde textuur, maar een tragere
harmonische ontwikkeling heeft.
Het derde deel is laag van tempo, gedempt van klank en verreweg het langste
van de drie. Conform de aanduiding no information/adequate time heeft het
haast het karakter van ambient music, zij het dat Adriaansz de eenvormigheid
op geraffineerde wijze boeiend weet te houden. Telkens vallen er nieuwe
variaties te bespeuren in het mozaïek van saxen, buisklokken, vibrafoons
en pauken. En de harmonie is interessant: rijk aan wringende dissonanten,
maar toch met een haast tonale samenhang en contrastwerkingen. Het zijn
'goede noten', zoals Louis Andriessen, een van Adriaansz' leermeesters,
pleegt te zeggen. En dat is, afgezien van de perfecte uitvoering, bij uitstek
hetgene waarin dit stuk zich van vele andere onderscheidt.
De combinatie van de twee ensembles bleek in Tietatoe van de 24-jarige Sander
Germanus even vruchtbaar. Hoewel het korte stuk alle kanten opvliegt, zit het
vol virtuoos uitgewerkte ideeën en flitsende vondsten. De klank is
uitgesproken jazzy, maar verrijkt met glissandi, kwarttonen en brutale
effecten, waaronder een scheidsrechtersfluitje.
Na de terugkeer in het nu wel erg benepen concerthok van De Unie boden
basklarinettist Henk Bakker en drumcomputerist Frans Friederich,
improviserend met bescheiden elektronische hulpmiddelen, een onderhoudende
entr'acte. Daarna werd het doorbijten. Eric de Clercq is er weliswaar met
zijn pianostuk L'uomo che cammina in geslaagd zijn ideeën over stilstand
en beweging vorm te geven, want het stuk komt inderdaad totaal niet van zijn
plaats, maar dat wil nog niet zeggen dat het leuk is om twintig minuten lang
naar gekwispel in E groot te luisteren.
Met Barely van Paul de Jong is iets vergelijkbaars aan de hand. De gedachte
is utopisch: verdeel de Heksensabbat uit Berlioz' Symphonie fantastique
in segmenten, stop die onder de toetsen van een sampler en speel dan de
Heksensabbat van Franz Liszt. Dat moet toch een heksensabbat in het kwadraat
opleveren.
De ouverture, een tape met een volgens de oorspronkelijke opzet gerealiseerd
fragment, had wel iets aparts: hotsebotsende house-muziek op basis van de
klank van een romantisch orkest, met af en toe een verwaaide flard Berlioz.
Jammer genoeg heeft De Jong na die eerste minuut een uitgeschreven partituur
gemaakt voor twee piano's, elf koperblazers en twee slagwerkers. Het
resultaat is een stuk van een half uur dat niet meer te bieden heeft dan een
overweldigend gebeuk in (zwaar vervuild) g klein. Hetgeen illustreert dat
deze werkwijze eerder een verarming dan een verrijking tot gevolg heeft en
dat het prikkelende idee er een is van het soort dat maar beter een idee kan
blijven.
© Frits van der Waa 2006