Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 09-06-1997, Pagina 8, Kunst, recensie

Weerstand en twijfel over Vermeulen blijven na forum en concert

Matthijs Vermeulen en ander werk door het Nederlands Balletorkest en het Noordhollands Philharmonisch Orkest o.l.v. David Porcelijn en het Ives Ensemble. Concertgebouw, Amsterdam, 7 juni.

'Toen ik Vermeulens Tweede Symfonie in 1970 voor het eerst hoorde wist ik het meteen: We hebben onze eigen Sacre du Printemps.' (componist Peter-Jan Wagemans)

Over het belang van Matthijs Vermeulens muziek waren de deelnemers aan een zaterdag in het Amsterdamse Concertgebouw gehouden forumdiscussie het roerend eens. Maar heeft zijn werk nog toekomst na dit Holland Festival, waarin vrijwel zijn gehele oeuvre tot klinken komt?

Reinbert de Leeuw zag het somber in: 'Als musicus moet je iedere noot veroveren. Zijn werk roept een enorme weerstand op en ik twijfel eraan of die ooit overwonnen zal worden. Dat is deels de kracht, deels de zwakte ervan.'

De conclusie van gespreksleider Leo Samama: 'Zo'n project als dit zou iedere vijf jaar herhaald moeten worden. Als het niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks.'

Het concert na de discussie vormde het klinkend bewijs van de stelling van Wim Markus: 'Naast Vermeulen wordt elke componist een formalist die op de centen past.' Daar gaven violiste Josje ter Haar en pianist John Snijders een verpletterende vertolking van de Vioolsonate uit 1924 ten beste. Het is een van de meest extreme stukken uit het doorgaans al veeleisende oeuvre van Vermeulen: één gigantische spanningsboog, die culmineert in een passacaglia waarin de noten niet meer te tellen zijn.

Snijders had het balansprobleem dat dit stuk met zich meebrengt opgelost door gebruik te maken van een Pleyelvleugel uit 1915. Niettemin was het verbijsterend hoeveel kracht Ter Haar in de ook nog eens loepzuiver geïntoneerde dissonanten wist te leggen. Het wonderlijke aan die dissonanten is overigens dat ze niet wringen of schrijnen, maar organisch bestanddeel zijn van een totaal chromatisch idiom.

Datzelfde idioom, maar veel kariger gehanteerd, klonk in het omvangrijke lied Prélude des origines uit 1959. The Soldier daarentegen, een vroeg lied uit 1917, zit nog vol oorstrelende kwinten. Bariton Geert Smits gaf beide liederen een indringende, expressieve vertolking, kundig, maar wat prozaïsch begeleid door Hans Eijsackers.

Kees van Baarens seriële blaaskwintet uit 1959 en zelfs Rudolf Eschers Le Tombeau de Ravel uit 1952 verbleekten totaal in deze context.

Diezelfde avond werd Vermeulens Derde Symfonie uit 1922 uitgevoerd door het Nederlands Balletorkest en het Noordhollands Philharmonisch Orkest, die onder David Porcelijn tot een hechte samenwerking kwamen. Hoewel de Thrène et Péan, zoals de subtitel luidt, een bezwerend, opzwepend werk is, heeft het een betrekkelijk hermetisch karakter. De contrasterende geledingen die met name in de Tweede en de Vierde de spanning erin houden, zijn hier minder markant en gaan op in een steeds verder uitbottende muziek. Het was een gedenkwaardige uitvoering. Porcelijn, wiens stijl van dirigeren opvalt door een mengeling van boekhoudkunde en opwinding, wist de veelheid aan gebeurtenissen transparant te houden.

Verrassend genoeg was de overgang naar de wereld van Schönbergs Vier Lieder uit 1916 - helaas sullig gezongen door mezzo Marie Kobayashi - niet erg groot, al is Schönbergs toontaal beduidend onrustiger dan die van Vermeulen.

Skrjabin, met wiens Tweede Symfonie het concert besloten werd, heeft net als Vermeulen muziek geschreven die streeft naar het hogere en buiten de perken van de tonaliteit treedt. Maar waarom nou juist deze Tweede en niet een later werk? Het stuk maakte in dit verband alleen maar een ongelooflijk simplistische en bombastische indruk.


© Frits van der Waa 2006