Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 23-06-1997, Pagina 8, Kunst, recensie

De Waart geeft Hindemiths geschifte goudsmid niveau

Cardillac, opera van Paul Hindemith, door het Radio Filharmonisch Orkest, Groot Omroepkoor en solisten o.l.v. Edo de Waart. Concertgebouw, Amsterdam, 21 juni.

De goudsmid Cardillac, hoofdpersoon van Paul Hindemiths gelijknamige opera, is geschift. Hij is zo gehecht aan zijn eigen maaksels dat hij ze direct na de verkoop weer terug wil hebben en daarom al zijn klanten vermoordt.

Het is een nogal bizar uitgangspunt voor een opera, maar Hindemith was bepaald niet vies van een vleugje grand guignol. In zijn eenakter Sancta Susanna (1922) had hij bijvoorbeeld al een non ten tonele gevoerd die seks en religie niet meer uit elkaar wist te houden.

Cardillac is vier jaar na Susanna gecomponeerd en zeker in muzikaal opzicht een stuk bezadigder. Hindemith ging steeds meer belang stellen in de constructivistische kant van het componeren, waardoor zijn muziek er eerlijk gezegd niet opwindender op is geworden. Vermoedelijk is dat ook de reden dat het Holland Festival en De Matinee op de Vrije Zaterdag er de voorkeur aan gegeven hebben Cardillac in de oorspronkelijke versie te laten horen (Hindemith heeft de opera in 1952 nog eens flink onder handen genomen).

De uitvoering van zaterdag bewoog zich op hoog niveau, dank zij de inspanningen van dirigent Edo de Waart en vocalisten als John Bröcheler (Cardillac), Christine Brewer (zijn dochter) en Christa Pfeiler (een dame). Maar dat kon niet verhullen dat Cardillac toch een wisselvallig produkt is, met figuren die maar niet tot leven willen komen en muziek die voor een deel geboren lijkt uit een niet te stuiten aandrang om noten, veel noten op papier te zetten. Technisch mankeert er niets aan die noten, integendeel. Cardillac staat bol van doorwrochte fugatische en canonische passages, maar temidden van dit contrapuntisch kaf schitteren af en toe de meest uiteenlopende, fantasierijke klankvondsten - erotiserende tertsen, mysterieuze strijkersflarden of brutaal kopergekef.

Dramaturgisch gezien hebben Hindemith en zijn librettist Ferdinand Lion de zaak goed doordacht. De opera duurt slechts anderhalf uur en telt drie aktes, die elk weer bestaan uit zes duidelijk onderscheiden onderdelen. De eerste akte begint met een massale koorscène en eindigt met een louter instrumentaal onderdeel, waarin een (bij een scenische uitvoering althans) in pantomime gespeelde vrijage tussen een klant en een dame door toedoen van Cardillac een ontijdig einde neemt. In de tweede akte wordt enig licht geworpen op de dilemma's waarvoor de schizofrene goudsmid komt te staan. Zo doet hij zijn best om eerst de koning, en vervolgens de minnaar van zijn dochter ervan te weerhouden iets van hem te kopen.

De derde akte, waarin de moordenaar wordt ontmaskerd, gaat aanvankelijk zwaar gebukt onder die vermaledijde fugasmederij, maar krijgt een sterke bekroning in een confrontatie tussen Cardillac en het Volk, gevolgd door een lynchpartij en een bondige sterfscène. Zo doet de opera zich voor als een opeenvolging van drie moeizame aanzetten, die elk uitlopen op een werkelijk geïnspireerde finale. Pas dan ontstaat de indruk dat de componist de theatrale en de muzikale lading met elkaar in overeenstemming heeft weten te brengen.


© Frits van der Waa 2006