de Volkskrant van 30-09-1997, Pagina 14, Kunst, recensie
IJzingwekkende vertolking van Ligeti's Requiem
Werk van Harvey, Ligeti en Bartók, door Radio Filharmonisch
Orkest,
Groot Omroepkoor en Koor Nieuwe Muziek o.l.v. Peter Eötvös, 27/9,
Concertgebouw Amsterdam. Radio 4: 30 sept.
De muziekgeschiedenis leert dat er altijd weer vernieuwingen tot stand
gebracht worden. Toch vraag je je soms af of het reservoir van mogelijkheden
zo onderhand niet is uitgeput. Als er iets kenmerkend is voor deze tijd, is
het de behoefte om de stormachtige vernieuwingen van de jaren vijftig en
zestig in het reine te brengen met traditionele kwaliteiten.
Wanneer staat er weer eens een componist op die overal radicaal de bezem
doorheen haalt zoals György Ligeti dat in de jaren zestig deed? Zijn
Requiem, dat een overrompelende uitvoering beleefde in de 'Matinee op de
vrije zaterdag', is nog altijd een werk dat buiten tijd en ruimte lijkt te
staan, met zijn zinderende klankwolken die later, in het Dies Irae, plaats
maken voor barbaarse brokstukken met een heftige theatrale lading.
Een monsterverbond tussen het Groot Omroepkoor, het Koor Nieuwe Muziek, het
Radio Filharmonisch Orkest en de ijzingwekkend hoog en laag zingende sopranen
Sarah Leonard en Patricia Green kwam onder leiding van Peter Eötvös
tot een vertolking die niet alleen een akoestische en spirituele, maar
dikwijls ook fysiek voelbare ervaring opleverde.
Vergeleken met dit verbluffend originele werk deed het dit jaar voltooide
Percussion Concerto van de Brit Jonathan Harvey aan als een geslaagde poging
om diverse stijlen en technieken onder één noemer te brengen -
waaronder ook de uit de wereld van de elektronika afkomstige stapelklanken
die Ligeti destijds de weg naar zijn vernieuwingen wezen.
Harvey is geboren in 1939. Zijn muziek is in Nederland niet erg bekend maar
als het aan de Matinee-programmeurs ligt is dat straks niet meer het geval:
binnen enkele maanden komen vijf van zijn werken tot klinken.
Gezien de kwaliteiten van het Percussion Concerto is die aandacht
welverdiend. Harvey tapt uit vele vaatjes, maar slaagt er toch in dat vele
een half uur lang coherent en boeiend te houden. De hoekdelen van het
Percussion Concerto kenmerken zich door een grote dichtheid aan
gebeurtenissen en confrontaties, zoals een lijzige, strakke strijkerstoon
temidden van bits bakkeleiend koper; plukbassen met een jazzy energie.
In het middendeel geeft Harvey blijk van een fantastische, door een solide
techniek geschraagde klankvoorstelling. Subtiele glissandi en uitgekiende
boventoonharmonieën met een geheimzinnige zuigkracht scheppen ruimte
voor de razendsnel pulserende en steeds verder uit elkaar spattende
orkestweefsels van het derde deel. Dit alles wordt aangejaagd door de
fotogenieke solopartij voor marimba en divers ander slagwerk, meesterlijk
vertolkt door Peter Prommel.
Na deze zo verschillende, maar beide op het scherp van de snede gecomponeerde
werken deed de Cantata Profana van Bartók uit 1930 aan als een wat
routineus, met de grove kwast geschilderd stuk. Het idee om twee Hongaarse
zangers in te schakelen voor de solopartijen was in principe voortreffelijk:
die weten tenminste wat ze zingen. Maar met name het gelammenier van tenor
András Molnar deed dat voordeel weer teniet.
© Frits van der Waa 2006