de Volkskrant van 06-10-1997, Pagina 10, Kunst, portret
'Haagse' componist Otto Ketting speelt hoofdrol in Festival in de
Branding
In de grond ben ik toch wel een romanticus'
Otto Ketting ziet zichzelf niet als een Haagse componist. 'Nee hoor,
ik ben Amsterdammer.' Voor de burgerlijke stand ligt dat anders. Ook voor het
Haagse Festival in de Branding, dat morgen begint, is Ketting een prominent
stadgenoot, en daarmee een aangewezen hoofdrolspeler voor de derde aflevering
van het muziekfestijn.
Ketting (62) is niet alleen de auteur van een veelzijdig oeuvre, maar heeft
ook naam gemaakt als dirigent en schrijver over muziek. Zijn compositie Time
Machine, nu 25 jaar geleden gecomponeerd, is met talloze uitvoeringen in
binnen- en buitenland het meestgespeelde werk van een twintigste-eeuwse
Nederlandse componist.
Het festival biedt niet alleen een keus uit de vele stukken die Ketting de
afgelopen veertig jaar componeerde, maar bevat ook werk van andere
componisten die hem na aan het hart liggen, zoals Matthijs Vermeulen, Colin
McPhee en Samuel Barber. Film, theater, een tv-documentaire en een boek
completeren het programma.
Bestaat er volgens u zoiets als een 'Haagse School', en zo ja, vindt u dat u
daarbij hoort?
'Daar hoor ik helemaal niet bij, denk ik. Dat wil zeggen: ik heb hier
gestudeerd, maar de Haagse School, dat is toch meer Louis Andriessen en zijn
leerlingen. En daar zitten heel verschillende mensen tussen. Voor iemand als
Diderik Wagenaar heb ik wel veel bewondering, al schrijft hij veel te weinig.
En voor Louis zelf natuurlijk.'
'Time Machine' is een keerpunt in uw carrière geweest. Maar was het
ook een muzikaal keerpunt?
'Nee, eigenlijk was dat Collage no. 9, dat ik in 1963 voor het
Concertgebouworkest gemaakt heb. Het stuk heeft indertijd nogal wat opzien
gebaard door de theatrale aspecten. Maar de noten van dat stuk hebben me
ontzettend veel verder geholpen. Het was de eerste keer dat ik iets met
Varèse en Stravinsky gedaan heb, wat trouwens niet doelbewust was.
Veel kalere noten dan het expressionisme of serialisme van de jaren vijftig.
Dat is echt een soort ontdekking geweest. Er zaten bijvoorbeeld opzettelijk
'dode plekken' in dat stuk: heel kale akkoorden en akkoordherhalingen. Maar
juist dan wordt de vraag 'Welk akkoord moet het zijn?' heel belangrijk. Een
stuk als Time Machine, dat bijna tien jaar later kwam, is daar weer een
consequentie van.'
Betekent dat dat u meer in akkoorden en harmonische blokken bent gaan denken?
'Ja, met dat expressionisme kon ik op een gegeven ogenblik niets meer. Ik heb
toen ook drie jaar niets gecomponeerd, althans: ik heb enorm veel film-,
theater-, en balletmuziek geschreven. Dat kwam op mijn pad en dat heeft me
als het ware creatief in leven gehouden. En tenslotte kwam ik dus uit op een
een veel nuchterder en duidelijker soort muziek.
'Ik ben inderdaad een echte blokkencomponist. En dat komt dan eigenlijk,
achteraf gezien, gewoon uit de jazzmuziek: die manier van met akkoorden
omgaan, het denken in instrumentale groepen, het ordenen van de vorm van een
stuk. Een stuk als mijn Symfonie voor saxofoons en orkest met die grote
koperblokken en die vier saxofoons die altijd met zijn vieren samenspelen,
het is gewoon een soort big band. Al zit er geen noot jazz in.'
Waar ging u dan van uit? Twaalftoonreeksen?
'Jawel. Ik heb dikwijls gezegd: 'Ik schrijf automatisch reeksen'. Maar die
doorbreek ik dan weer doelbewust.'
Maar u heeft zich ook laten beïnvloeden door een componist als Steve
Reich.
'Zeker. Dat is een componist die ik bewonder, net als John Adams. Niet alles,
niet de echte minimal music, maar bepaalde stukken. Dat was een eye-opener,
hoe je óók met tonaliteit kunt omgaan.'
Waar gaat het om in uw muziek?
'Ik streef toch wel naar een bepaalde emotie. Dat mag van alles zijn, het kan
angst zijn, of vervoering... ik heb een vreselijke hekel aan stukken die
niets vertellen dan noten. Noten alleen zijn geen muziek. Dat is dus in
tegenspraak met wat Stravinsky zei, maar die meende het natuurlijk ook niet
echt. Zelfs in zijn meest seriële stukken, die Orkestvariaties
bijvoorbeeld, hoor je ook een heel sterke, gestolde emotie. Maar: als ik iets
zit te maken houd ik me daar absoluut niet mee bezig. Dat komt vanzelf, ook
als ik heel streng zit te rekenen. Bij het ordenen van, bijvoorbeeld, een
reeks akkoorden zal ik er toch altijd één akkoord tussen
stoppen om de enige reden dat ik het zo'n mooi akkoord vind. In de grond ben
ik toch wel een romanticus.'
In welke zin bedoelt u dat?
'Dat ik emotie en gevoel niet wil uitschakelen. Sterker nog, het blijkt dat
ik dat niet kan uitschakelen. Ik zeg ook altijd: componeren is regisseren.
Dus als het ware op de tiende rij gaan zitten en dan zeggen: 'Ja, kan dat
misschien wat zachter?' Of: 'Blijf jij nog even weg daar'
'Zo heb ik de laatste jaren een cyclus van vier stukken gecomponeerd die
allerlei wat ik noem geheime verbanden vertonen. Als toehoorder heb je daar
betrekkelijk weinig mee te maken - ze zullen toch wel nooit achter elkaar
gespeeld worden, al staan ze wel samen op cd. Het zijn stukken die elkaar
lijken te citeren - want het is nooit letterlijk - als een soort droombeeld,
iets dat verschijnt en plotseling weer verdwijnt. Wat me boeit is dat het
oorspronkelijk wetmatige passages waren, maar licht je die uit hun verband,
dan verliest het zijn wetmatigheid, het krijgt een nieuwe belichting waardoor
het anders werkt en je er weer verder mee kunt.'
De titels van die vier stukken gaan allemaal over reizen: De Overtocht,
bijvoorbeeld.
'Dat beeld kwam pas op toen ik het eerste stuk af had, maar het klopte
helemaal. In feite is het dezelfde gedachte als in mijn opera Ithaka, een
idee van Kaváfis: Ga op reis, maak mooie dingen mee, bezoek vreemde
havens, neem daarna weer afscheid, en wordt niet boos als je nooit op Ithaka
bent aangekomen, want Ithaka gaf je de mooie reis. En reizen staat natuurlijk
voor het leven.'
Festival in de Branding. Den Haag, tot en met 18 oktober.
© Frits van der Waa 2006