Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 06-11-1997, Pagina 12, Kunst, recensie

Brautigam geeft Mendelssohn transparantie

Mendelssohn, door Ronald Brautigam. 4 November, Concertgebouw, Amsterdam.

Als je iemand vraagt om vijf grote componisten uit de negentiende eeuw te noemen is de kans dat de naam Felix Mendelssohn-Bartholdy in het rijtje voorkomt vrijwel te verwaarlozen. Vreemd is dat. Hoewel Mendelssohn niet oud geworden is, heeft hij toch in 38 jaar een oeuvre bij elkaar gecomponeerd dat zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht respectabel genoemd mag worden. Maar al zit hij in de kopgroep, het is nooit vooraan.

Zo is vrijwel iedereen vergeten dat het afgelopen dinsdag 150 jaar geleden was dat Mendelssohn het tijdelijke met het eeuwige verwisselde. Vrijwel iedereen, behalve een groep enthousiastelingen die dezer dagen in Wageningen een compleet Mendelssohn-festival op touw heeft gezet. En behalve pianist Ronald Brautigam, die in de Grote Zaal van het Concertgebouw een geheel aan het werk van de overleden meester gewijd programma uitvoerde.

Ook Brautigam hoort onbetwist tot de kopgroep - in dit geval de Serie Meesterpianisten - en ook zijn naam valt misschien in de schaduw naast giganten als Pollini en Brendel, maar als je de enige Nederlandse pianist bent die in die schaduw kan staan is dat natuurlijk volstrekt onbelangrijk.

Meesterpianist Brautigam kan alles, maar hij heeft een speciale affiniteit met muziek waarin de binnenkant belangrijker is dan de buitenkant en waarin de expressie eerder in de kleine nuances schuilt dan in het grote gebaar.

Noem het maar de kamermuzikale aspecten van het pianospel. Het spreekt dan ook vanzelf dat het werk van Mendelssohn bij hem in meer dan uitstekende handen is. En - heel karakteristiek - het soevereine van zijn vertolkingen ligt niet zozeer in briljante forte-passages als wel in de mezzotinten, die hij een welhaast orkestrale gloed weet te geven.

In Mendelssohns pianomuziek komen de verschillende facetten van zijn persoonlijkheid duidelijk tot uiting. In de Prelude en fuga waarmee Brautigam zijn optreden opende, hoor je de Bach-vorser terug, in de Sonate in E op. 6 is de klassicus aan het woord, de Charakteristische Stücke zijn het werk van de salonpianist en de Lieder ohne Worte van de landsschapsschilder (Mendelssohn was tevens een verdienstelijk aquarellist).

Brautigam verleende de dikwijls uit verscheidene lagen opgebouwde muziek een fraaie transparantie en een rijkgeschakeerde, gevoelvolle expressie, zonder ook maar een moment in sentimentaliteit te vervallen.

Het hoogtepunt van het programma waren wel de Variations sérieuses op. 54, waarin alle bovengenoemde kwaliteiten als het ware versmolten zijn tot een lichtvoetig, maar knap geconstrueerd geheel. Het dozijn Lieder ohne Worte, met een dertiende als toegift, had het effect van een lichte overdosis.

Achteraf beschouwd was het een proeve van het 'conflictvermijdend gedrag' dat de componist Mendelssohn in het algemeen aan de dag legt en dat wel eens de oorzaak zou kunnen zijn van diens wat ondergeschikte positie in het componisten-klassement. Maar ook dan gaat het niet zozeer om een zwakheid als wel om een essentiële karaktertrek.


© Frits van der Waa 2006