de Volkskrant van 15-11-1997, Pagina 11, Kunst, recensie
Sopraanpartij eindigt met een asbak
Rob Zuidam Festival: concerten in de Paradijskerk en Zaal de Unie, 12
en 13 november, Rotterdam. Herhaling (Zuidam, De Vries, Monteverdi en
Gesualdo): Den Haag (15), Utrecht (16), Nijmegen (21), Maastricht (22),
Groningen (23) en Den Bosch (30/11).
'Il pleut des voix de femmes' - 'Het regent vrouwenstemmen' - luiden de
eerste woorden van Rob Zuidams Apollinaire-toonzetting Calligramme/Il pleut.
Het had het motto van het festival kunnen zijn waarmee Zaal de Unie de
33-jarige componist de afgelopen dagen in het zonnetje zette, want Zuidam
heeft een opmerkelijke affiniteit met het geluid van sopranen en alten.
Het concert van afgelopen donderdag bevatte zelfs uitsluitend gezongen noten,
afgezien van een kleine bijrol voor een zes voet lange aartsluit in twee
madrigalen van Monteverdi. Zuidam had in dit programma werken van grote
voorgangers als Monteverdi en Gesualdo gecombineerd met recent werk van
hemzelf en zijn leraar Klaas de Vries - een afstand van vier eeuwen die
moeiteloos werd overbrugd door de zangers.
Zuidam zelf weet ook van afstanden overbruggen. In Calligramme/il pleut
verbindt hij de snel overlappende beurtzang van twee vrouwenstemmen,
aangetroffen in de volksmuziek van Burundi, met een Monteverdiaanse
expressie. Het is een kort, speels en toch diepzinnig werk, waarin Gerrie de
Vries en Charlotte Riedijk de klaterende, als regendruppels in elkaar
overvloeiende noten spiritueel gedaante gaven.
De inkt van Zuidams afgelopen maandag voltooide octet Nella Città
Dolente was nog zo nat dat Huub Kerstens en zijn Kamerkoor Nieuwe Muziek
slechts het eerste van de drie delen uitvoerden. Het stuk paart schrijnende,
Gesualdo-achtige akkoorden aan die opnieuw uit Burundi aangewaaide cadans,
een wiegende beweging die in vreemde tegenspraak lijkt met de tekst uit
Dante's Inferno. Maar wie weet brengt de integrale uitvoering, die in de loop
van de tournee zal volgen, de oplossing.
Ook de première van de McGonagall-Lieder, daags tevoren, was niet
compleet. Dit werk is een van de lange-termijnprojecten die Zuidam op de
rails heeft staan. Het belooft een vreemd stuk te worden. Zuidams streven de
waanzinnige rijmelarij van de Schotse dichter William McGonagall van
'serieuze' muziek te voorzien heeft vooralsnog een ironisch resultaat. De
sopraanpartij, met verve vertolkt door Monique Krüs, schiet
geëxalteerd door alle registers, ondersteund door stormachtige celli,
een contrabas, twee piano's en een slagwerker. Het element van spot is zeker
niet onopzettelijk. Zo trekt Zuidam zijn neus niet op voor het gebruik van
een simpele asbak, die, rondtollend in een blikkerig accelerando, het lied op
effectieve wijze aan zijn eind helpt.
De combinatie met Being Beauteous van Hans Werner Henze, met een bezetting
van vier celli, harp en sopraan, lag voor de hand. Henze doet in dit werk uit
1964 fraaie dingen met de instrumenten, maar de sopraanpartij, straalt een
nietszeggende lyriek uit. Gezien haar unverfroren wijze van voordragen was
Krüs kennelijk dezelfde mening toegedaan.
De instrumentale composities die aan deze twee werken voorafgingen getuigden
van Zuidams belangstelling voor de Amerikaanse tongval in de muziek - een
accent dat ook in de McGonagall-Lieder te bespeuren valt. Het luidruchtige
Modern Primitive van Zuidams generatiegenoot Randall Woolf verloor veel van
zijn scherpte in de galm van de Paradijskerk. In het Octet uit 1993, een
inventieve verstrengeling van pendelende patronen en een bluesy melodie, kwam
Zuidam eens te meer naar voren als een leentjebuur van de beste soort, een
componist die het 'geleende' ogenblikkelijk absorbeert en ondergeschikt maakt
aan een eigen betoog met een sterke doorgaande lijn.
© Frits van der Waa 2006