de Volkskrant van 29-12-1997, Pagina 11, Kunst, recensie
Dorpsfeest met loopjesduel en een bevroren trompet
Klap op de Vuurpijl, met Jasper van 't Hof, Koor Nieuwe Muziek en
Willem Breuker Kollektief. 27 december, Het Werkteater, Amsterdam. Tot en met
31 december.
Meer dan ooit heeft Willem Breukers eindejaars-muziekfestijn De Klap op de
Vuurpijl iets van een dorpsfeest. Dat komt door de locatie. De
tweeëntwintigste Klap wordt uitgedeeld in het zaaltje van Het
Werkteater, gelegen in een verscholen hoekje van de Oostelijke Eilanden in
Amsterdam.
Maar het is wel weer een feest waar de hele wereld te gast is. Als altijd
brengt het musici van uiteenlopende pluimage bijeen: het Aurelia Saxofoon
Kwartet en de Slagwerkgroep Den Haag staan naast improvisatiegroepen als
Pierre Drge's New Jungle Orchestra uit Denemarken of het kwartet Homewide.
Het Breuker Kollektief bezorgt elke avond op zijn minst een explosief einde,
en naar verwachting zal het programma van Oudejaarsavond wel weer het
hoogtepunt zijn van het mini-festival.
Ook de eerste avond had al het karakter van een marathonconcert. Bijzonder
was vooral het optreden van een zeskoppige band onder aanvoering van Jasper
van 't Hof, al was het alleen maar omdat deze toetsenmagiër zelden te
horen is in Nederland. Zijn muziek heeft ook weinig van doen met de
Nederlandse improvisatiemuziek. Zijn zwoelklinkende arrangementen waarin
melodieën en akkoorden op wonderlijke wijze dwars door elkaar heen
schuiven, leiden tot improvisaties met een soms hypnotische werking. Het
volume van de Deense bassist Bo Stief is zo bescheiden dat de muziek iets
zwaartekrachtloos krijgt, maar de tegendraadse klappen van drummer Edward
Vesala houden de spanning erin. Van 't Hof weeft guirlandes van noten over
ketens van modulaties, gaat een loopjesduel aan met de saxofonist, in een
zoektocht die, hoewel maatvast, iets mateloos heeft.
De kwaliteiten van het Koor Nieuwe Muziek, dat daarna aantrad, kwamen in de
droge akoestiek slecht tot hun recht. Jacques Banks Een bevroren trompet in
Helsinki is bovendien een merkwaardig droog stuk, met zijn grote nadruk op de
declamatie van de niettemin maar gedeeltelijk verstaanbare tekst. Dat kreeg
echter een schitterend tegenwicht in de solopartij van Marco Blaauw, die op
een piepklein trompetje, in een voortdurende tegenbeweging met het koor, tot
in de hoogste regionen loepzuiver bleef spelen.
Ook in de cantate over de legendarische figuur Davy Crockett van Kurt Weill
viel het niet mee het verhaal te volgen. Veel hinderde dat niet, want de
muziek, door Breuker gearrangeerd voor piano, is een lust voor het oor, al is
het stuk aan de lange kant. Het is verrassend om te horen hoe Weill volkomen
in het idioom van de Amerikaanse musical is gekropen, en daar toch zijn eigen
kenmerkende vingerafdrukken in nalaat. De twee solisten, Willem-Jan van
Deuveren en Marieke Koster, waren vooral in het dansje dat ze samen
uitvoerden zeer innemend, en ook het lyrisch vibrato van de vanaf het balkon
geblazen trombonepartij bewoog zich precies op de grens van ironie en
sentimentaliteit.
© Frits van der Waa 2006