de Volkskrant van 18-03-1998, Pagina 14, Kunst, recensie
West Coast-muziek met Haags accent
West-Coast-marathon; 15 maart, De Oosterpoort, Groningen.
Als je het programmablad van de Stichting Prime moet geloven zijn de
exotische invloeden van over de Stille Oceaan binnen komen waaien in de
muziek van Amerikaanse componisten als Harry Partch, Henry Cowell en Robert
Erickson. Zo'n vaart loopt het niet, maar na de West-Coast-marathon waarmee
Prime zondag in De Oosterpoort in Groningen een minifestival met de titel
Pacific III afsloot is het wel duidelijk dat in het muziekleven van
Californië en omstreken een andere geest heerst dan in het nuchtere
Oosten.
Spiritueler? Experimenteler? Zweveriger? De dertig jaar oude hit California
Dreaming, die aan het slot van de marathon even opdook, was niet het eerste
stuk dat eraan herinnerde dat de West-Coast destijds de bakermat van
de flower-power was.
De gepresenteerde mix van compositie, improvisatie en performances had zeker
iets onbespotens en soms ook wel iets van huisvlijt - al kan huisvlijt soms
iets heel bijzonders opleveren. Dat was te zien in een filmpje over de in
1974 overleden componist Harry Partch en zijn schitterende arsenaal aan
zelfgebouwde muziekinstrumenten.
Ook zo'n knutselaar was de vorig jaar leeftijd overleden Robert Erickson,
schepper van een uit frisdrankblikjes opgebouwd noiseorgan. Erickson nam in
dit festival de positie van centrale componist in. De marathon bevatte vier
van zijn composities uit de jaren '70-80, die opvielen door hun onmiskenbare
grondtonigheid.
Bij Erickson zoemen de tonen vrijwel onophoudelijk rond om het soms even
verzwegen, maar daarom niet minder alomtegenwoordige interval van de kwint.
Dit doedelzak-effect is simpel en in handen van mindere componisten meestal
goedkoop, maar Erickson ontfutselt deze beperkte materie een bij vlagen
verrassende rijkdom.
De uitvoeringen door het Odyssey Strijkkwartet en een gezelschap merendeels
uit het Nieuw Ensemble afkomstige musici deden die kwaliteiten alle eer aan.
Ericksons muziek is intuïtief, maar niet naïef, en met zijn
welluidende, vaak bezwerende karakter weer van deze tijd.
In drie vroege pianowerkjes van Henry Cowell, de uitvinder van de 'cluster',
demonstreerde pianist Chris Brown dat de componist met dit ellebogenwerk wel
degelijk geraffineerde resultaten wist te bereiken. Ook de andere partituren
op het programma waren alle van de hand van 'oude meesters' als Henry Brant
en Lou Harrison.
De jongere westkust-componisten doen het zonder geschreven noten. Ze bedienen
zich van theatrale elementen, elektronica en improvisatie en daarmee blijven
hun verkenningen niet beperkt tot de klank alleen. Helaas is de muzikale
substantie van hun werk zelden evenredig aan de inventiviteit van hun
ideeën.
Zo bedient slagwerker Tom Nunn zich van een electroacoustic percussion board,
een opzienbarend, met metalen stangen en veren beslagen paneel, maar de
gecomputeriseerde klankvermenigvuldigingen die hij produceerde hebben in
muzikaal opzicht de onbenulligheid van een echo-machine.
De enige performance die dankzij een doelmatig gebruik van tijd en technische
middelen boven doe-het-zelf-niveau uitsteeg, was Hunting Crows van Bob
Ostertag en Richard Board, waarin de bewegingen die de speler met
verschillende objecten maakt per videocamera en computer vertaald worden in
licht en geluid.
Ook de cross-over tussen jazz, pop en geschreven noten waarmee de Gene Carl
Band de marathon afsloot zit strak in het pak. Carl mag dan afkomstig zijn
van de westkust, hij woont al zijn halve leven in Nederland. Het is dan ook niet verbazend dat zelfs in de zoete akkoorden van zijn Beach
Boys-arrangementen een Haags accent doorklinkt.
© Frits van der Waa 2006