Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 02-06-1998, Pagina 8, KUNST, recensie

Nederlands Kamerorkest mat na prikkelend begin

Werk van Sauer, Altena en Ten Holt, door het Nederlands Kamerorkest o.l.v. René Gulikers. Beurs van Berlage, Amsterdam. Radio 4: 6 juni, 17.00 uur.

De vrijheid van de improvisator versus de gefixeerde noten van de componist, daar ging het over bij het programma dat het Nederlands Kamerorkest vrijdag en zaterdag ten gehore bracht. Drie zeer verschillende stukken van Nederlandse makelij wierpen de vraag op of een componist wellicht een ander soort muziek schrijft als hij zelf ondervonden heeft hoe het is om als speler spontane beslissingen te nemen.

Het leverde geen eensluidend antwoord op, zoals te verwachten was, maar ook niet het boeiende concert waarop we gehoopt hadden. Na een prikkelende opening trad een matheid in die recht evenredig was met de lengte van de gespeelde composities.

Die opening, Arcade/Space mutants van Arthur Sauer (36), was in elk geval een compositie waarin de praktijkervaring van de maker zijn sporen heeft nagelaten. Sauer is zelf gitarist, wat duidelijk te horen was aan de knallende noten van de basgitaar die als aanjager fungeerde. De woelende blazerspartijen hebben op het eerste gehoor de ongedwongenheid van een improvisatie, maar toch zit het stuk solide in elkaar. Het is een reeks steeds complexere variaties, naar analogie van de in moeilijkheidsgraad opklimmende levels van een computerspelletje. De muziek heeft beslist een eigen signatuur, en Sauer weet de vaart erin te houden, maar zoals bij hem wel vaker het geval is, laat het werk het gevoel na dat er meer van gemaakt had kunnen worden. Plotseling is het uit. Zo gaat het inderdaad bij een computerspelletje wanneer je al je levens verstookt hebt, en dat is evenmin bevredigend.

Maarten Altena, die twintig jaar ouder is dan Sauer, heeft zich naast zijn carrière als improvisator meer en meer toegelegd op het componeren. Zijn tweedelige liedcyclus Keats, gegroeid uit een lied voor sopraan en piano, La Belle Dame Sans Merci, beleefde hier zijn première. De uitvoering was om door een ringetje te halen, mede dankzij het aandeel van de loepzuiver zingende Susan Narucki. Maar Altena's improvisatie-achtergrond klinkt hooguit door in de opvallend geraffineerde instrumentatie. De sopraanpartij is ingebed in een gelaagde structuur waarin fraaie mixtuur-akkoorden met een patina van hoge flageoletten en stenige slagwerkcombinaties langs elkaar heen glijden. Ondanks die differentiatie, en ondanks de dramatische wending die in beide liederen optreedt, maakt het geheel een statische, monochrome indruk.

Simeon ten Holt is weer twintig jaar ouder. Anders dan Sauer en Altena is hij geen improvisator, maar in zijn minimalistische muziek laat hij de uitvoerenden binnen zekere marges de ruimte om eigen beslissingen te nemen, bijvoorbeeld over het aantal herhalingen, het uitlichten van melodische patronen en de graad van luidheid. Zijn stukken zijn als het ware 'samenspel-scenario's'.

Het plan van het NKO om het oorspronkelijk voor zeven strijkers gecomponeerde Palimpsest uit te voeren, maakte het noodzakelijk om dergelijke keuzes van te voren vast te leggen. Ten Holt ging hiermee akkoord, ook al druist dat strikt genomen in tegen de geest van zijn werk.

Helaas maakte de bloedeloze, drie kwartier durende uitvoering waarin dit resulteerde ten enenmale duidelijk dat juist die zelfwerkzaamheid het levensbloed is van Ten Holts muziek. Zonder de spanning van de interactie en het naar elkaar luisteren verworden zijn pendelende akkoorden tot een monotoon geriedel. Dirigent René Gulikers, die voor de pauze voortreffelijk orde op zaken had gehouden, kreeg nu niet meer los uit de strijkers van het NKO dan lethargisch, slecht geïntoneerd en ongelijk routinewerk.


© Frits van der Waa 2006