de Volkskrant van 08-06-1998, Pagina 9, KUNST, recensie
Gek spichtig klinkt Crumbs offbeat
Robert Crumb and his Cheap-Suit Serenaders. 7 juni, Het
Patronaat, Haarlem. Herhaling: Den Haag (8), Utrecht (9), Eindhoven
(11), Amsterdam (14) en Groningen (17/6).
'Wat? Geen stoelen?' Robert Crumb kan zijn ogen bijna niet geloven
als het gordijn opengaat. 'Moeten jullie dan al die tijd blijven staan?'
Het publiek van het Haarlemse Patronaat zit er niet mee. Het is een
wonderlijk gemêleerd gezelschap dat op het concert van Robert
Crumb and his Cheap-Suit Serenaders is afgekomen. Tussen het jonge volk
bevinden zich kleurloze veertigers en vijftigers, zeulend met tassen vol
boeken, aangeschaft tijdens de Haarlemse Stripdagen.
Ze zullen niet allemaal voor de muziek zijn gekomen, want Crumb is
allereerst bekend als striptekenaar. Dertig jaar geleden verwierf hij in
korte tijd wereldfaam met zijn underground-strips. Zijn figuren (waarvan
Fritz the Cat nog altijd de bekendste is) gingen zich te buiten aan
seks, drugs, geweld. Maar anders dan bij veel van zijn collega's
bevatten Crumbs strips ook veel humor, zelfrelativering en een zekere
nostalgie naar de good ol' days.
Die eigenschappen zijn ook terug te vinden in de muziek van de
Cheap-Suit Serenaders. Crumb heeft zich naast zijn tekenwerk altijd
intensief beziggehouden met de Amerikaanse populaire muziek van de jaren
twintig en dertig. Hij heeft een gigantische verzameling 78-toerenplaten
uit die tijd. Met zo'n schat aan materiaal is het geen wonder dat het
anderhalf uur durende optreden van de Serenaders geen moment verveelt.
Ragtime, hillbilly, folkblues; elk liedje is een persoonlijkheid.
Tegelijkertijd heeft alles dat typerende, ietwat bouwvallige, blikkerige
geluid dat deze muziek haar speciale charme verleent.
Het is bijna vrijwel onmogelijk echt zuiver te spelen op een ukulele
of een banjo. Vandaar ook dat die instrumenten juist gebruikt worden om
de muziek ritmisch reliëf te geven. Twang twang, gaat het in de
offbeat. Ook het gebruik van een cello in plaats van een bas draagt bij
aan die gekke spichtigheid.
Vlak overigens de muzikale kwaliteiten van de vijf middelbare heren
niet uit. Crumb zelf - bebrild, grijzende baard, zijn broodmagere,
gebogen gestalte gehuld in een keurig zwart pak - speelt zowel banjo als
gitaar als ukulele, en zijn collega's zijn van nog meer markten thuis.
Hawaii-gitarist Robert Armstrong bijvoorbeeld grijpt herhaaldelijk
naar een accordeon, een banjo, een viool of een zingende zaag. En die
klinkt wél zuiver, evenals de tinkelende mandoline van Alian Dodge of
de viool van Tony Marcus.
De vijf zijn perfect op elkaar ingespeeld. Ze zouden zo terecht
kunnen op het Festival Oude Muziek, zo overtuigend brengen ze het
verleden tot leven. Datzelfde geldt ook voor The Haarlem Nitpickers, het
voorprogramma bij dit optreden.
Het blijft natuurlijk entertainment. Er hoeft maar een
brandweerkazerne of een koe in de tekst voor te komen of er komen
speelgoedinstrumenten tevoorschijn die de bijbehorende geluiden
produceren. En tussen de nummers door leven Crumb en zijn makkers zich
uit in halfgeïmproviseerde dialogen en wise-cracks. Curieus was het
tafereel dat zich na de toegift voordeed: Crumb, geknield op het podium,
boeken signerend die hem werden aangereikt door een kring van
bewonderaars.
© Frits van der Waa 2006