Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 24-08-1998, Pagina 9, KUNST, recensie

Zingen is slechts een van Cura's vele talenten

Grachtenfestival. Met o.a. José Cura en het Groot Omroepkoor o.l.v. Martin Wright. 20-22 augustus. Diverse locaties, Amsterdam.

Jong talent en oude huizen, dat zijn de twee pijlers waarop het Amsterdamse Grachtenfestival rust. Ruim drie dagen lang is het gebied bezuiden de Westerkerk het toneel geweest van groot- en kleinschalige concerten en veel ongewone taferelen. Een dirigerende burgemeester, een topstrijkkwartet tussen de schuifdeuren, intieme recitals in het groen van een verscholen tuin, en ten slotte die menigte van vijftienduizend man, opeengepakt op het kleine stukje gracht voor Hotel Pulitzer, ademloos luisterend naar de man die de eerste beroemde tenor van de eenentwintigste eeuw belooft te worden.

Het Prinsengrachtconcert is uiteraard nog altijd de hoofdschotel, maar de vele tientallen concerten die zich daaromheen afspelen zijn veel meer dan een garnering. Naast muziekgenot biedt het festival de unieke gelegenheid eens een kijkje te nemen achter de monumentale grachtengevels en je te verbazen over de schitterende achttiende-eeuwse wandschilderingen die je bijvoorbeeld aantreft in het pand van The British Council of het Huis van Brienen.

Het succes van het evenement is mede te danken aan de medewerking van de gebruikers en de bewoners van deze panden, die bovendien altijd bereid zijn over de geschiedenis en de restauratie van hun huizen te vertellen. Overigens ondergaat ook het begrip 'kamermuziek' in deze context een restauratie. Of het nu gaat om stukken voor traverso solo, liederen of strijkkwartetten, de muziek komt beter tot zijn recht in het soort ruimte waarvoor ze ooit gecomponeerd is, en er ontstaat een vanzelfsprekend contact tussen de muzikant en zijn gehoor.

Dat heeft natuurlijk ook met de persoonlijkheid van de muzikant te maken. Treffend was het optreden van de twee jonge violistes die bij de selectie voor de jaarlijkse muziekprijs van Philip Morris ex aequo geëindigd zijn, en die prijs dan ook allebei hebben gekregen.

In de zaal van Felix Meritis kwam vooral het talent van de twintigjarige Janine Jansen uitstekend tot zijn recht: het raffinement, de fijnzinnige details van haar spel en de voortreffelijke verstandhouding met haar partners maken haar tot een typische kamermusicienne. Liza Ferschtman is een jaar jonger en al even begaafd, maar met haar virtuositeit en haar gespierde toon meer een violiste voor het grote podium.

Toch krijgt een echte grote persoonlijkheid zelfs de grootste ruimte klein. Het optreden van de Argentijnse tenor José Cura op de pontons voor Hotel Pulitzer was het onbetwiste hoogtepunt van het festival en mogelijk zelfs van zeventien jaar Prinsengrachtconcerten. De 35-jarige Cura is niet alleen in het bezit van een gouden stel stembanden, met een plooibaar timbre dat van laag tot hoog dezelfde intense warmte heeft, maar heeft daarnaast nog vele andere talenten. Hij componeert, arrangeert en dirigeert, speelt niet onverdienstelijk gitaar, en heeft bovenal een feilloos gevoel voor presentatie.

Geruggesteund door een perfecte geluidsversterking windt hij het duizendkoppige publiek totaal om zijn vinger. Dat begint al met de ongedwongen causerieën waarmee hij, in poncho gestoken, tien Argentijnse liederen aan elkaar praat. De uitvoerige uitleg van de teksten is strikt genomen niet echt nodig, want in zijn interpretatie krijgt elk lied, hoe kort dikwijls ook, zijn eigen kleur en karakter. Dat Cura in een van die liederen zichzelf op de gitaar begeleidt is natuurlijk hartveroverend. Pianist Giulio Laguzzi, toch een bekwaam begeleider, verdwijnt met dat al enigszins in de schaduw.

Dan dreigt een flinke plensbui het feest te bederven, maar Cura reageert slagvaardig door Singin' in the rain aan te heffen. Niettemin moet het programma enigszins bekort worden, maar de regen houdt ten minste op tijd op voor de rechtstreekse televisie-uitzending van de tweede helft.

Ook van dit onderdeel, een reeks fragmenten en aria's uit geliefde Italiaanse opera's, maakt Cura weer iets speciaals. In stemmig zwart pak, compleet met sigaar, wervelt hij over het podium en roert de trom tijdens de openingsscène van Pagliacci. Het Groot Omroepkoor, dat hierin een belangrijk aandeel heeft, wordt hoorbaar meegesleept. Dit is geen concert meer, maar opera. En dat geldt ook voor het drinklied uit Cavalleria Rusticana, waarin Cura ronddraaft om glazen wijn uit te delen aan het publiek.

Tot in de toegiften houdt hij verrassingen in petto. De gitaar komt er weer aan te pas wanneer hij aankondigt het eerste liedje te zullen zingen dat hij ooit kon spelen. Het publiek zingt zachtjes mee met Yesterday, en, later, uit volle borst met Aan de Amsterdamse grachten. Je zou er bijna door vergeten waar het eigenlijk om ging: die ontroerend hoge noten in Puccini's Nessun dorma, die bezielde expressie in Bernsteins Somewhere - die schitterende en ongetwijfeld binnenkort in de meest letterlijke zin onbetaalbare stem.


© Frits van der Waa 2006