de Volkskrant van 02-10-1998, Pagina 27, KUNST & CULTUUR
Er zit muziek achter de inktvraat
De 'Missa Philippus Rex Hispaniae' van de zestiende-eeuwse
componist Bartolomé de Escobedo genoot al heel lang een zekere
faam. Toch had nog nooit iemand zich in de compositie verdiept. Het
manuscript ervan ligt in de bibliotheek van het Vaticaan te vergaan.
Musicoloog Anthony Fiumara diepte de noten achter de vlekken op. Een
Herculeswerk. 'Transcriberen zou een understatement zijn.'
DE NAAM van de vierhonderd jaar geleden gestorven Spaanse koning
Philips II roept bij een Nederlands publiek allereerst associaties op
met Alva en Armada. Deze ongunstige klank kreeg in het afgelopen
Festival Oude Muziek een oorstrelend tegenwicht in de vorm van de vele
composities waarin Philips' lof tijdens en na zijn leven is bezongen.
Toondichters als Philippe Rogier, Tomás Luis de Victoria,
Francisco Guerrero en Alonso Lobo schreven missen en motetten waarin
openlijke of verborgen hommages aan Philips II verwerkt zijn.
Een van de belangrijkste voor Philips gecomponeerde werken, de Missa
Philippus Rex Hispaniae van Bartolomé de Escobedo (ca. 1510-1563),
ontbrak op het programma. Dat had een simpele reden: tot een jaar
geleden was er niemand die Escobedo's muziek kon lezen. Niemand behalve
Anthony Fiumara. Zes jaar lang heeft de nu dertig-jarige musicoloog zich
verdiept in het ernstig door inktvraat aangetaste manuscript. Dit
monnikenwerk is nu bekroond, niet alleen met een keurig gedrukte
partituur, maar ook met klinkende uitvoeringen, waarvan er onlangs
één op cd is verschenen.
Het curieuze is dat deze Philips-mis in de muziekwetenschappelijke
literatuur al een eeuw een zekere faam genoot, zonder dat iemand zich er
werkelijk in verdiept had. Het was musicoloog Paul Raasveld die het plan
voor een reconstructie opvatte, maar het al spoedig Fiumara - toen nog
doctoraalstudent in Utrecht - in handen gaf.
Zoals alle muziek uit de zestiende eeuw is Escobedo's mis niet in
partituurvorm genoteerd, maar in de vorm van een koorboek, waar de
afzonderlijke stemmen telkens over twee pagina's verdeeld zijn. Ze zijn
opgetekend in de toen gangbare mensurale notatie, een vorm van
notenschrift waarin de ritmiek hoofdzakelijk valt af te lezen uit de
vorm van de noten. Maatstrepen bestonden nog niet. Normaal gesproken is
het transcriberen van dergelijke muziek niet zo'n probleem. Maar in dit
geval was er meer aan de hand.
'Escobedo's mis is maar in één bron overgeleverd', zegt
Fiumara. 'Dat manuscript ligt in de bibliotheek van het Vaticaan, en het
lijdt aan inktcorrosie. De zuurgraad van de inkt tast het perkament aan,
zodat de voor- en de achterkant door elkaar gaan lopen. Die
onleesbaarheid is nog verergerd door een restauratie begin deze eeuw. In
die tijd sneden ze de bladzijden los en beplakten die met rijstpapier.
Die lijm is ook weer gaan werken, waardoor de inkt is uitgelopen. Veel
handschriften in het Vaticaan zijn er abominabel aan toe, maar dit is
een van de ergste die ik ben tegengekomen. Het was een Herculeswerk.
Eigenlijk kun je het geen transcriberen meer noemen, dat zou een
understatement zijn.'
Fiumara heeft het originele handschrift wel geraadpleegd, maar heeft
het leeuwendeel van zijn muzikale detectivewerk uitgevoerd met behulp
van kleurendia's en een computer. 'Ik had in die tijd nog een klein
studentenkamertje, dus ik schoof de boel aan de kant, zette de projector
op en projecteerde de dia's enorm groot op de muur. En daar zat ik dan
op mijn knieën te turen en te puzzelen. Ik wilde zeker weten dat er
echt stond wat ik zag. Het hielp dat Johannes Parvus, de kopiist die het
manuscript heeft vervaardigd, een heel regelmatig handschrift had.'
Vanuit de leesbare gedeelten werkte Fiumara de partijen stukje bij
beetje uit, nu eens in voorwaartse dan weer in achterwaartse richting.
Door het dichtlopen van de noten was het moeilijk de lengte ervan te
bepalen. Maar door de partijen met elkaar te combineren viel het geheel
geleidelijk aan op zijn plaats. De computer bleek een nuttig hulpmiddel
bij het heen en weer schuiven van noten. Bovendien kon Fiumara daardoor
de verschillende varianten meteen afspelen en op het oor controleren:
'Daar zit wel een gevaar in, want een twintigste-eeuws oor verdraagt
meer dan een renaissance-oor. Kennis van de stijl en van de
contrapuntregels is minstens zo belangrijk.'
Zoals de meeste missen uit de Renaissance is Escobedo's mis gebaseerd
op een cantus firmus, een steeds weerkerende melodie in lange noten
die als een rode draad door de compositie loopt. In dit geval is het
echter geen Gregoriaanse melodie, maar een zogenoemd soggetto cavato:
Escobedo zette de klinkers van de woorden Philippus Rex Hispanie
(i-i-u-e-i-a-i-e) om in de noten mi-mi-ut-re-mi-fa-mi-re. Op deze wijze
bracht hij niet alleen een hommage aan Philips, maar ook aan de befaamde
componist Josquin des Prez, die in zijn Missa Hercules Dux Ferrariae
hetzelfde principe gehanteerd had. Fiumara stuitte bij het transcriberen
op vele structurele overeenkomsten met deze mis, zodat hij er zeker van
is dat Escobedo zijn werk naar dat van Josquin gemodelleerd heeft. En er
nog een schepje bovenop deed: Josquins mis telt vier stemmen, die van
Escobedo is zesstemmig.
Boven verwachting slaagde Fiumara er uiteindelijk in om meer dan 99
procent van de mis uit de inktvlekken op te diepen. 'Heel af en toe, als
het echt niet meer te lezen was, heb ik zelf een aantal noten
toegevoegd. Die staan dan netjes tussen vierkante haken.'
Daarmee was Fiumara op het punt waar het werk van een 'normale'
bezorger gewoonlijk begint: het nemen van beslissingen over kruizen en
mollen, en over de tekstplaatsing. Ook daar ging nog de nodige tijd mee
heen. Vrije tijd, want voor Fiumara - intussen al lang afgestudeerd en
werkzaam bij Donemus - was het louter musicologisch liefdewerk. Maar hij
blikt er voldaan op terug: 'In zekere zin heb ik het werk van de
ondergang gered, want dat manuscript gaat nog altijd verder achteruit.
En dan gaat zo'n werk echt verloren - wat in historisch, maar ook in
muzikaal opzicht doodzonde is. Dat laatste weet je natuurlijk niet van
te voren. Ik vroeg me ook steeds af: is het wel een goed stuk?'
Op 14 februari van dit jaar kreeg hij antwoord. Toen klonk Escobedo's
Missa Philippus Rex Hispaniae, voor het eerst na meer dan vierhonderd
jaar, in een Spaans klooster, uiteraard in het bijzijn van Fiumara: 'Dat
is een magisch moment, dat het van het papier los komt. Ik had de muziek
tot dan toe alleen maar uit die domme computer kunnen horen. En dan is
het er ineens, met tekst en al, en dan blijkt dat alles op zijn pootjes
terecht komt, en dat het inderdaad een muzikaal goed werk is.'
Dankzij de vele Philips-herdenkingen is het niet bij die ene
uitvoering gebleven. Bovendien is de mis, samen met een aantal andere
aan Philips gewijde composities, op cd uitgebracht, uitgevoerd door het
Westminster Cathedral Choir. Eind dit jaar volgt er nog een opname door
het Franse ensemble A Sei Voci. Met een lengte van een half uur mag het
zeker een monumentaal werk genoemd worden, en boeiend is het ook, met
zijn vloeiende lijnenspel, waaruit telkens weer die fraai gewelfde
cantus firmus opdoemt.
Fiumara is nog niet klaar met Escobedo: 'Ik wil zijn hele oeuvre wel
onder handen nemen. Eigenlijk vind ik hem te goed om hem weer onder te
laten stoffen. Er waren zeven werken van hem bekend, en ik heb er nog
twee bij gevonden. Er is nog een mis van hem, die ook in een Vaticaans
handschrift overgeleverd is en die er ook erg slecht aan toe is - weer
de enige bron, heel fijn dus. Maar sinds ik dit gedaan heb, denk ik: nu
kan ik alles aan.'
Escobedo's Missa Philippus Rex Hispaniae is samen met werk van Cotes,
De Vivanco, De las Infantas en Lobo, uitgevoerd door het Westminster
Cathedral Choir o.l.v. James O'Donnell, verschenen op Hyperion CDA67046.
De partituur is uitgegeven door Mapa Mundi, 15 Marvig, Lochs, Isle of
Lewis, Scotland HS2 9QP.
In komende nummers van Het Tijdschrift voor Muziektheorie en het
Engelse blad Early Music verschijnen artikelen van Fiumara over dit
werk.
www.anthonyfiumara.com
Website van Anthony Fiumara
© Frits van der Waa 2006